Categorie archief: Blog

Tramlijn Begeerte

Met mijn boodschappentas gevuld met hutspot en goedkope shiraz, mijn weg van de supermarkt naar huis vervolgend, word ik overvallen door een groezelig vaalgrijs. Terwijl de lucht dichttrekt, voel ik nattigheid. In de verte rommelt het vervaarlijk. Ondanks de zachte temperatuur dreigt een stortbui: een bijna zomerse slagregen midden in de winter.

Binnen een minuut begint het te hozen. Ik moet snel handelen. Omdat ik geen paraplu bij me heb en slechts gekleed ben in een overmoedige demi-saison, ren ik naar de dichtstbijzijnde plek om te schuilen. Het lot brengt mij naar een tramhalte.

Opgelucht schuif ik me onder het afdakje, dat nu ratelt onder de neerslag, en word ik me twee dingen gewaar. Ten eerste dat dit een “opgeheven” halte is, waar voorlopig geen tram meer zal stoppen. Ten tweede dat ik niet de enige ben die toevlucht heeft genomen tot dit hokje..

Een armlengte van me af staat een jong stel, twee jongens, vermoedelijk studenten, die elkaar hartstochtelijk zoenen. “A Streetcar Named Desire” schiet me te binnen, de titel van het toneelstuk van Tennessee Williams, in het Nederlands vertaald als “Tramlijn Begeerte”.

Ze tongen vol overgave, alsof de wereld uit niets anders bestaat dan hun liefde en hun lust. Het ontroert me, doet me even terugdenken aan mijn studententijd, aan de roekeloze vanzelfsprekendheid waarmee intimiteit toen kon ontstaan.

Tegelijk voel ik een zekere schroom. Ben ik niet hinderlijk hun “vrijplaats” binnengelopen? Verstoor ik hun teder samenzijn simpelweg door er te zijn? Misschien zien ze me niet eens, en zou mijn plotselinge aanwezigheid hen juist doen schrikken zodra ze me wél opmerken.

Graag zou ik ad rem zijn, hen luchtig willen begroeten met een opmerking die het moment verlicht, maar ik raak verstrikt in de trapgeest, de esprit d’escalier: die frustratie wanneer de juiste woorden pas opkomen als het moment zich al heeft teruggetrokken.

Ik weet niet waar ik het moet zoeken en hoe ik me moet houden. Ik wil geen bullebak zijn, geen zeur, geen donkere schim in hun ooghoek. Ik zou willen laten blijken dat ik een geestverwant en gevoelsgenoot ben, een medelevende voorbijganger misschien, maar ik wil in geen geval de indruk wekken dat ik een bemoeial ben, of, godbetert, zo’n vieze voyeur.

Om me toch een houding te geven, pak ik mijn smartphone erbij en open de buienradar. Ik tuur naar het scherm alsof zíj even niet bestaan.

Even later rennen ze lachend naar de overkant van de straat, naar de tramhalte daar; het zoenen wordt daar zonder aarzeling hervat. Ik wend mijn blik af.

De grafiek in de app geeft aan dat de hevigste regen nu gelukkig voorbij is..

Deze column is ook te beluisteren binnen aflevering 146 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 13 december 2025

Oogappels

Eens per jaar duik ik weg en dompel ik me onder in familieverhalen. Eens per jaar laat ik alles vallen en nestel ik me onder een dekentje om alle nieuwe afleveringen van de serie Oogappels achter elkaar te bekijken. Onlangs verscheen het zevende, en daarmee laatste seizoen van deze geliefde en gelauwerde dramareeks.

Ondanks het succes besloten regisseur en bedenker Will Koopman en scenarioschrijvers Roos Ouwehand en Lex Passchier dat de koek op was, en het verhaal verteld. Een moedige keuze, want door de populariteit hadden ze best nog even door kunnen gaan. In plaats van uitmelken kozen ze voor waardig afsluiten.

Oogappels, van BNNVARA, was voor het eerst te zien in 2019 en nam ons mee in het wel en wee van vier gezinnen met puberende jongeren. Via dwarsverbanden en voor velen herkenbare situaties waren we getuige van ruzie en rebellie, verwijt en spijt. Het hield daarmee het midden tussen zwaar drama en luchtig vermaak. De kracht lag in de warmte en nuance waarmee de personages werden geschetst: allemaal op hun eigen manier feilbaar, maar toch om van te houden.

De puberperikelen werden knap verweven met de persoonlijke problemen van de ouders, en die van de generatie daarboven. De grootouders vervulden bovendien de rol van adviseurs. Tussen de scènes door deelden ze, vaak op nonchalante wijze, inzichten en levenswijsheden over rouw, twijfel, vertrouwen en identiteit.

Diversiteit was troef, niet alleen in leeftijd, kleur, klasse en religie, maar ook in seksuele en genderidentiteit. Wat roze representatie betreft was er Chris, gespeeld door Thor Braun: een gevoelige, eigenzinnige jongen die make-up en opvallende kleding droeg, en die daar helaas om gepest en bedreigd werd. Zijn worsteling raakte me als queer homoman in het bijzonder, en zijn verliefdheid op de trans persoon Sammie, gespeeld door Moos Boeke, vertederde me.

Doordat alle personages innig verstrengeld waren in plotlijnen en onderlinge verhoudingen, en niemand uiteindelijk het morele gelijk had, werd de kijker verleid zich te verdiepen in mensen die verder van hem of haar af stonden. Empathie, ontdekken wat anderen drijft en hoe je zelf in elkaar steekt, gecombineerd met eerlijke communicatie, keerde telkens terug.

Ontroerd bekeek ik de scène aan het eind waarin Chris, op het voor hem juiste moment, uit de kast kwam voor zijn familie:

“Ik weet dat jullie dat misschien wel wisten, of weten, maar ik heb er in het verleden ook wel vaag over gedaan. En er was een tijd dat ik voelde dat ik helemaal niet uit de kast hoefde te komen. Dat vind ik nog steeds, dat iedereen dat lekker zelf moet weten. Maar ik ben nu op het punt dat ik het hardop wil zeggen tegen jullie allemaal.”

Mijn bingewatch zit er helaas weer op. De pubers zijn jongvolwassenen geworden, de ouders middelbaar, en iedereen, inclusief mezelf, heeft ondertussen veel geleerd. Misschien is dat wel de stille kracht van Oogappels: dat je met elke aflevering iets meer begrijpt van de mensen om je heen, en een beetje ook van jezelf.

Deze column is ook te beluisteren binnen aflevering 144 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 11 oktober 2025

Conan Gray – Wishbone (recensie)

De afgelopen MTV Video Music Awards leverden een indringende introductie op. Singer-songwriter Conan Gray (1998), bekend uit de indie-scene, betrad het internationale erepodium van de popmuziek met een Shakespeariaans tafereel. Hij zong zijn single Vodka Cranberry te midden van een bloemenzee en een tombe, waar hij afscheid nam van het lichaam van zijn geliefde. Er was een tedere hand op het hart, een verscheurende hoge F5 en een slok van een giftig ogende vloeistof. Het meest bijzondere: zijn geliefde was een andere jongeman. Bijgestaan door vriend en acteur Corey Fogelmanis belichaamde deze scène het tragische eind van een verboden relatie, van Romeo en Julius.

Onlangs verscheen Gray’s vierde album Wishbone, zijn meest queere verzameling songs tot nu toe. Voor de oplettende luisteraar waren er eerder al wel signalen, maar deze waren meestal bedekt of bewust vaag gehouden. Denk aan de song Heather, waarin hij een verlangen bezingt zonder een geslacht te benoemen. Op zijn debuut Kid Krow (2020) behandelt hij in The Story wél een gay relatie, maar dan buiten zijn eigen ervaring om:

“And when I was younger
I knew a boy and a boy
Best friends with each other
But always wished they were more
’Cause they loved one another
But never discovered
’Cause they were too afraid of what they’d say
Moved to different states”

Conan heeft zich ondertussen, in zijn lyriek en in interviews, laten kennen als iemand die wars is van labels en zijn privéleven gescheiden houdt van zijn muziek. Toch is hij van meet af aan de archetypische buitenstaander: de verlegen jongen uit een gebroken gezin met een alcoholistische vader, half Iers-Amerikaans, half Japans, die vanuit zijn slaapkamer liedjes en verhalen de wereld instuurt via YouTube.

Met Wishbone wordt het onbestemde smachten explicieter. Een drieluik van videoclips toont Conan stoeiend, verstrengeld en zoenend met de eerder genoemde Corey Fogelmanis. Samen vertellen ze een roze liefdessaga van passie, jaloezie en latere desillusie.

De meeste songs op het album lijken te zijn geworteld in dezelfde prille liefdeservaringen. In Actor bezingt hij een geliefde die zijn gevoelens verbergt en hetero speelt. In Romeo klinkt de bittere constatering slechts “een experiment” te zijn geweest voor die ander. En My World is zowel een afrekening als een uitroep van zelfbeschikking:

“So, you can keep drinking and living a lie
And talking all low when you’re out with the guys
Doesn’t matter to me, it won’t affect my life
’Cause I don’t care anymore

But why?
It’s my world and it’s my life
It’s my girl and it’s my guy
I’ll kiss ’em if I might like
I don’t have you in mind”

Muzikaal grijpt de productie terug naar de jaren ’90. De slepende gitaren en britpoppy instrumentatie doen denken aan Oasis, en soms lijkt hij met zijn melancholische snik The Cranberries tot leven te wekken.

Zijn zang blijft herkenbaar jongensachtig: soms lieflijk hoog, soms spottend nonchalant à la Beck, maar altijd mooi gedoseerd. Een hoogtepunt is Nauseous, waarin hij pijnlijk eerlijk, soms fluisterend, zijn angst verklankt om een geliefde te durven vertrouwen:

“Too trusting and loving, depending and kind
Behind every kiss is a jaw that could bite
And maybe that’s why I feel safe with bad guys
Because when they hurt me, I won’t be surprised

Your love is a threat and I’m nauseous
Scares me to death, how I want it
Not common sense, but I’m haunted
By people who’ve left, so you scare me to death
Yeah, you scare me”

Het gehele album is te beluisteren hier op Spotify of hier op Youtube.

Deze column is ook te beluisteren binnen aflevering 143 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 13 september 2025

Het mooiste van MVS Radio

Wie jubileert, trakteert! En omdat de van oorsprong Amsterdamse homo- en lesbo-omroep MVS 40 jaar bestaat, besloten we, als MVS’ers, dat er een expositie moest komen. 18 juli, was het zover. Toen opende Het Mooiste van MVS in de Lutherse Kerk, als onderdeel van de kunsttentoonstelling EMBRACE, binnen de Pride Art Route 2025.

Mijn taak, als coördinator radio, was het om wat krenten uit de pap te halen, en deze als fragmenten op te dienen. Ik heb het geweten..

Omdat er geen eenduidig archief is, ben ik maar in het rond gaan vragen en scharrelen. Annelies van IHLIA LGBTI Heritage hielp me op weg in de catalogus, en zette uiteindelijk een aantal geselecteerde audiobestanden voor me op een memorystick. Omdat radio een vluchtig medium is, bleek er veel minder bewaard te zijn dan ik gehoopt had..

Met rode oren importeerde ik de bestanden en drukte op play. Het geluid, van cassetteband, minidisc of zelfgebrande cd, wierp me terug in de tijd. Met mijn ogen dicht zat ik ineens in één ruimte met burgemeester Van Thijn in 1989, was ik getuige van de Gay Games in 1998, en reisde ik mee met Dolly’s Bonte Woensdagavondtrein in 2007. Al luisterend werd ik getroffen door de verschillende stijlen van presenteren. Soms losjes en rebels, soms keurig en sonoor.

Gestaag druppelden er meer historische radioshows binnen. Het zette me aan het denken over de ontwikkeling door de jaren heen. Hoe radio in het begin de kern van MVS vormde, voor de tv-tak ontstond, en we 2 volle uren per dag wisten te vullen. Hoe we van krakersradio naar De Kroon gingen, toen naar De Zwijger, en steeds vaker tegenwoordig buiten de studio, en als podcast.

Een paar dagen voor de deadline werd ik bedolven onder materiaal. Een radiocollega schonk me een vuilniszak vol cd’s, met allerhande interviews: André van Duin, Willem Oltmans, Jos Brink. Ik besloot er één uit te pikken, en de rest te bewaren voor later.

Op de bodem van de zak, zag ik een groot pakket met mijn eigen naam. Het bleken de roze audiocolumns te zijn die ik vóór mijn tijd bij MVS voor de NPS maakte.

De cirkel kwam daarmee rond, en mijn selectie was af.

Naast de koptelefoons op de Pride Art Route, kunnen alle 30 fragmenten ook HIER beluisterd worden!

Deze column werd voorgelezen op 12 juli 2025, binnen aflevering 142 van Kulti Kulti.

De straat op

Afgelopen 24 mei bewoog ik me schoorvoetend door de regen naar de Dam. Met lekkende schoenzolen kwam ik aan bij een aanzienlijke mensenmassa. Als tobbende eenling wilde ik me weer eens aan een demonstratie wagen. Onder het motto “De straat op” begon een breed gedragen protesttocht tegen populisme, angst en haat.

De laatste jaren was er cynisme in me gekropen. Waar ik vroeger nog weleens meeliep voor natuurbehoud en LGBT+-rechten, leek het vuur inmiddels gedoofd. Het dieptepunt was vorig jaar, toen tijdens Queer & Pride Amsterdam twee concurrerende marsen werden georganiseerd: één waar je met de Palestijnse, en één waar je met de Israëlische vlag kon zwaaien. De gespletenheid binnen de roze gemeenschap had niet schrijnender kunnen zijn. De slogan “Together” klonk hol, zo niet stuitend.

Vanaf het podium klonk de vraag, als een mantra: “Hoe laat is het?” Ik keek ongeduldig op mijn mobiel. Wat mij betreft: tijd om te gaan lopen. Gelukkig zag ik ineens een paar bekenden en gelijkgestemden. De sfeer was, ondanks de aanhoudende regen, hoopvol.

Wat was er in me veranderd? Niet lang daarvoor had ik Over tirannie van Timothy Snyder gelezen. Het boek had indruk gemaakt. Snyder stelt dat waakzaamheid geen luxe is, maar een plicht. Hij moedigt aan om kritische vragen te blijven stellen, geen genoegen te nemen met loze retoriek of valse geruststelling. Demonstreren is, volgens hem, een fysieke daad tegen de normalisering van wreedheid en uitsluiting.

Toen de menigte in beweging kwam, kwam ook ik los van mijn donkere gedachten, gevoed door de uitputtende stroom berichten over razzia’s, vernietiging en genocide waarmee we dagelijks worden geconfronteerd.

Mijn provisorische A4’tje, met daarop “Be yourself, no matter what they say”, een citaat van queerlegende Quentin Crisp, ontlokte af en toe een glimlach, maar bleek geen partij voor de regen. Na tien minuten was het een papperig vod.

In plaats daarvan werd me gevraagd mee te helpen het voorste spandoek te dragen, samen met vijf anderen. Ik aarzelde even: wat stond er precies op? Tegen racisme, check. Tegen islamofobie, check. Tegen afrofobie, check. Tegen antisemitisme, check. Tegen homofobie had er ook nog bij gemogen, maar hier kon ik, in ieder geval, letterlijk achter staan.

We zweepten elkaar op. “Fascisme… Nu niet, nooit niet!”
Bij het passeren van een hoop verse politiepaardenpoep: “Pas op, mensen! Shit! Weg met dit shitkabinet!” Er werd veel gejoeld, maar ook af en toe aan elkaar gevraagd of het nog goed ging. Die zorg ontroerde me.

Uiteindelijk keerden we moe en kleddernat terug op de Dam. Nog één keer brulde ik mee: “Hoe laat is het? Solidariteit!”

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 141 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 14 juni 2025]

Roze rietje

Schiedam, een paar maanden geleden. Met ons leesclubje De Boekennichtjes hadden we net een bespreking achter de rug. We besloten de dag smakelijk af te sluiten in een lokaal Thais restaurant.

Gezessen liepen we naar binnen, waar we meteen luidruchtig werden begroet door de eigenaresse: een Thaise van een jaar of veertig, die ons eerst indringend aankeek, en ons toen op een uitbundige maar ook bazige wijze een plek toebedeelde.

Een tikje overdonderd bekeken we de kaart. Zij bleef ondertussen honderduit praten – over pittig eten, Nederlanders, en vooral: dat we wél moesten betalen!

Als toch vrij introvert mens vond ik haar bemoeizucht lastig. Was ze zo van zichzelf? Overwerkt? Baalde ze soms van ons?

Toen de drankjes kwamen, had ze een verrassing. De anderen kregen allemaal een blauw rietje. Ik kreeg een roze.

“Voor jou,” zei ze lachend, “want zij zijn mannen… en jij toch eigenlijk niet?”

Ik voelde mijn wangen gloeien. Was dit een onhandige grap? Onversneden haat? Zag ze me aan voor een ladyboy?

Kennelijk kwam ik, tussen die andere minstens zo homoseksuele mannen, toch als het meest feminien over. Zonder dat ik me daarvan bewust was, moet ik iets uitgestraald hebben – was het via dat restje nagellak misschien? Mijn geverfde haar of zoetbloemige parfum? Mijn intonatie?

Ik had het weg kunnen lachen, kwaad kunnen worden, iets beledigends terug kunnen roepen, maar trok slechts mijn wenkbrauwen omhoog, alsof ik wilde zeggen: Bitch, please. En ergens wist ik meteen: ik was in de kern eigenlijk niet beledigd. Misschien was dat wel de grootste verrassing.

Tijdens de werkelijk zalige maaltijd, ging het me dagen. Ik hoorde hoe de gastvrouw aan de lopende band pittige uitspraken bleef doen, waarvan de meest schokkende richting vaste klanten bleken te gaan, die het nog wisten te waarderen ook. Haar botte manier van doen bleek geen pestgedrag, maar eerder stand-up comedy, een spontane roast.

Dat ze met mij een grap durfde te maken, was dus geen lompheid, maar scherpzinnigheid. Ze zag wie ik was. En ze raakte precies het randje.

Bij het afscheid bedankte ik haar alsnog. Voor het eten. En voor het roze rietje..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 139 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 12 april 2025]

The White Lotus (recensie)

Murw van het wereldnieuws, misselijk van mijn al te realistische rampvisioenen, zoek ik graag toevlucht in dramatische fictie. Geen betere manier om mijn zorgen te vergeten dan met The White Lotus, de HBO-serie die inmiddels aan haar derde seizoen is begonnen.

Deze serie is een vakantie voor de geest. Elk seizoen verplaatsen we ons naar een luxeresort (eerst Hawaï, dan Sicilië, nu Thailand) en dompelen we ons onder in een wereld vol zon, cocktails en aantrekkelijke mensen. We volgen verwende vakantiegangers, het personeel dat hen bedient en de lokale bevolking die zich op de achtergrond staande houdt. Alles baadt in overdaad, tot de eerste barsten in het vernis zichtbaar worden.

Er is een moord, maar niet de dader staat centraal—wel de vraag hoe het zover kon komen en wie het slachtoffer is. We leren gezinnen, stellen en einzelgängers kennen en prikken langzaam door hun zorgvuldig opgebouwde façades heen. Achter elk personage, hoe terloops ook geïntroduceerd, schuilt een diepere laag van verlangens en angsten.

Bedenker, schrijver en regisseur Mike White is de meester van de gênante situaties. Volwassenen gedragen zich als verongelijkte kinderen, zeggen wat beter ongezegd blijft en zwijgen waar woorden juist nodig zijn. Onder alles kolken oerdriften: woede, wellust, afgunst, vertwijfeling.

The White Lotus is onmiskenbaar queer. De biseksuele sensibiliteit van de maker sijpelt door in roze plotlijnen, expliciete homoseksualiteit, campy overdrijving en regelmatige, soms frontale, naaktheid. In seizoen één belandt hotelmanager Armond in een destructieve spiraal die eindigt in een orgie met medewerker Dillon, terwijl in seizoen twee de strenge Valentina ontdooit door de ambitieuze Mia. En dan is er Quentin, de decadente leider van een kliek rijke oudere homo’s met een jonge gigolo onder hun hoede.

Maar de ster van de serie blijft Tanya McQuoid, subliem vertolkt door Jennifer Coolidge. Een tragische diva, omringd door homo’s, maar ook een speelbal binnen hun intriges. Haar ondergang in seizoen twee is operawaardig. Haar profetische woorden—“Please! These gays, they’re trying to murder me!”—werden binnen de LGBT+ gemeenschap onmiddellijk heilige tekst.

Zelfs de heteroseksuele relaties zijn doordrenkt van ambiguïteit. Camerons aanrakingen richting Ethan roepen vragen op, terwijl de serie heteroseksuele dynamieken fileert en hun hypocrisie en giftigheid blootlegt. Bedrog, machtsstrijd en onderdrukte verlangens zijn overal.

Maar The White Lotus biedt meer dan queer representatie. Het is de toon, de thematiek, de ondermijning van conventies die de serie zo verfrissend maakt. Een satire op de jetset, een thriller in zijde en zonnebrandcrème, een tragedie—maar dan met een cocktail in de hand.

Gaat dat zien, het liefst in fijn gezelschap!

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 138 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 8 maart 2025]

Snagglepuss

“Heavens to Murgatroyd!” Dat is een van de bekendste uitspraken van de tekenfilmfiguur Snagglepuss, gecreëerd door Hanna-Barbera eind jaren vijftig. Hemeltjelief! Hoe kan het dat ik nu pas besef hoe briljant én queer dit personage is?

Nog voor The Pink Panther was daar Snagglepuss. Getekend in de stijl van The Flintstones en Top Cat, huppelt hij van de ene naar de andere hoek van het tv-scherm. “Exit, stage right!” roept hij daarbij uit. Snagglepuss is een bergleeuw, ofwel een poema, met een deftig kraagje en manchetten, en hij is van top tot teen felroze.

Hij is sierlijk, theatraal en flamboyant—hij heeft acteerambities en waant zich de ster van zijn eigen universum. Zijn dictie is overdreven, zijn toon doorspekt met dramatische herhalingen. Hij is een pure dandy, zoals we die kennen uit de tijd dat het benoemen van homoseksualiteit taboe was.

De Verenigde Staten in het midden van de vorige eeuw waren bevangen door morele paniek. Naast de Red Scare was er de Lavender Scare, een door angst en haat ingegeven heksenjacht tegen alles wat afweek van de heteronorm. Deze dreiging lijkt zich ook te weerspiegelen in de dagelijkse realiteit van Snagglepuss: hij is vogelvrij, er wordt op hem gejaagd en geschoten.

Maar een willoos slachtoffer? Allerminst. Als de kogels hem om de oren vliegen, blijft hij alert en ad rem, en hij verliest geen moment zijn innerlijke kalmte. Het is komisch, absurd, maar eigenlijk ook heldhaftig.

In een tijd waarin verworven rechten opnieuw onder druk komen te staan, is Snagglepuss een triomfantelijk voorbeeld van een overlever. Ja, het is amusement. Maar het bewijst ook: buitenbeentjes waren er altijd, en zullen er altijd zijn.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 137 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 8 februari 2025]

Christopher and His Kind

Op de vlucht voor mezelf en voor het wereldnieuws, grijp ik graag elke verstrooiing aan die zich aandient. Laatst verkreeg ik via-via een ouderwetse dvd, met daarop de verfilming van Christopher Isherwoods autobiografie Christopher and His Kind. Vol verwachting legde ik het schijfje in de lade. Wat ik toen zag, was een wereld die zowel verleidelijk als duister bleek.

In de film komt de zwoele spanning van Berlijn in de jaren dertig tot leven, waar Christopher zich onderdompelt in de verleidingen van een stad die pulst van vrijheid en verlangen. Het nachtleven, de flirterige ontmoetingen, en de speelse verkenningen van zijn homoseksualiteit bieden een ongekende openheid, een hedonistische ontsnapping aan de norm van zijn tijd. Toch, net wanneer de sensuele vrijheid het hoogtepunt bereikt, sluimert er een onheilspellende dreiging. De opkomst van het nazisme weeft zich langzaam door het verhaal, en de intensiteit van de persoonlijke vrijheid wordt steeds meer ingesloten door de kille, dreigende schaduw van politieke onderdrukking.

Terwijl de film voortschrijdt, wordt een ander motief nadrukkelijk voelbaar. Het veelvuldig gebruik van de uitdrukking “getting used to” werkte me op mijn zenuwen. “You get used to it, that’s the danger… You get used to anything… You should be used to it by now.” Een donkerbruin vermoeden openbaart zich bij me tijdens het kijken, dat dit “ongewenst gewend raken” eigenlijk een pijnlijk actueel thema is.

Moeten we ons immers niet, volgens Marc Rutte, wennen aan het idee dat er oorlog komt? Daarnaast wennen aan het enthousiasme waarmee wereldwijd dictators en oligarchen op het schild worden gehesen? Wennen aan genocide die wordt gevierd en gesteund? Wennen aan het feit dat grote sociale media opruiing, haatzaaien en discriminatie gewoon toelaten?

In de film zien we hoe een ultieme creatieve en seksuele vrijplaats wordt vermorzeld. Ik krijg kippenvel aan het einde als de hoofdpersoon wordt gevraagd waar hij naartoe zal gaan.. “Amsterdam, probably, for the time being.” En zo blijkt vrijheid, of het nu in Berlijn of Amsterdam is, altijd tijdelijk—voor zolang het duren zal. Het besef dat ook wij kunnen wennen aan het onacceptabele, komt daarmee ineens akelig dichtbij..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 136 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 11 januari 2025]

Angela

Naar vriendschap had ik zulk een mateloos verlangen, maar wist deze niet te vinden, totdat Angela en ik elkaar ontmoetten, ergens midden jaren ’90. Zij was tegen de 40, ik begin 20. Het was op die deeltijdschrijversopleiding dat we voor het eerst in gesprek kwamen. We bleken ook nog eens dezelfde trein van Amsterdam naar Nijmegen terug te nemen.

Na een middelbare schooltijd vol pesterijen en eenzaamheid, waarin ik naast mijn eigen seksuele identiteit ook nog mijn weg probeerde te vinden, was zij de eerste vriendin die mij nam voor wie ik was, mij niet veroordeelde, maar mij juist benaderde met belangstelling en begrip.

Ze fascineerde me meteen. Angela was een grande dame met een geheel eigen stijl, met haar befaamde staartje dat speels boven op haar hoofd prijkte, als een antenne die allerlei creatieve ideeën opving uit de ether.

Creatief was ze, op zoveel gebieden. Alles wat haar interesseerde, maakte ze zich eigen. Van schrijven tot grafisch ontwerpen voor Second Life, van keramiek, schilderen tot toneelspelen: ze kon het allemaal, en wist alles te voorzien van haar speciale signatuur. Zeer dierbaar zijn de momenten waarop we samenwerkten. Hoe ik het geluid mocht vormgeven bij haar animatie van een boom die in een vrouw veranderde. Hoe zij, met plezier en verve, de door mij geschreven rol van helse hospita speelde.

Angela zei dat ze niet in Tijd geloofde. Dat het een door mensen bedacht concept was. Als ik aan onze vriendschap denk, geef ik haar helemaal gelijk. Hoewel de Schrijversvakschool ’em niet werd en we allebei verhuisden – zij van de woongroep naar een eigen woning, ik naar Amsterdam – bleven we elkaar met de regelmaat van een paar keer per jaar zien, en de tijd leek daarbij stil te staan. Moeiteloos wisten we altijd weer de draad op te pakken waar we die de vorige keer hadden gelaten.

Dan belde ik bij haar aan, en ze verwelkomde me met een warme omhelzing. Ze verwende me met bijvoorbeeld zelfgemaakte uiensoep, quiche met asperges of een toetje met veel vers fruit. We wisselden culturele tips uit. Zo wist ze me, door haar aanstekelijke manier van vertellen, nieuwsgierig te maken naar het werk van Renate Dorrestein en A.F.Th. Haar haarfijne film-analyses maakten dat ik nog intenser van die films kon genieten.

Het leeuwendeel werd echter besteed aan bijpraten, vaak totdat we de zon op zagen komen. Over elkaars leven, over prangende vragen naar het “waarom” en vooral het “hoe”. Over het zich onbegrepen of depressief voelen. Angela was, naast hyper-intelligent, ook hoogsensitief. Ze was een vrijdenker die onbeschroomd zei wat ze vond, niet om ruzie te veroorzaken, maar om te nuanceren en te verduidelijken. Hoewel ik conflicten het liefst vermijd, leerde ze me dat je in vriendschappen prima op bijzaken van mening kan verschillen zonder de ander te verliezen.

De laatste jaren waren bitterzoet. Aan de ene kant was ik superblij voor haar dat ze zich psychisch zoveel beter en gelukkiger voelde. Aan de andere kant merkte ik, en dat is typerend voor als je elkaar met tussenposes ziet, dat haar fysieke gezondheid achteruitging.

Ik had haar zo graag nog zeker 15 à 20 mooie jaren gewenst, maar dat zat er niet in. Ze kreeg mokerslag op mokerslag te verduren middels het slechtst denkbare nieuws. Toen ze in het ziekenhuis lag, was het amper te bevatten. Aan de telefoon klonk ze helder en vol levenslust. Even begaven we ons weer in onze gebruikelijke ongedwongen spontane bewustzijnsstroom. Ze vertelde me een jeugdherinnering die ineens opborrelde. We lachten even voluit en onbedaarlijk. En ondanks al haar pijn, was ze nog steeds begaan met, en geïnteresseerd in, wat er zich binnen haar vriendenkring afspeelde.

Angela heeft me laten zien hoe machtig het is, in alle kwetsbaarheid, jezelf te durven zijn. Ze heeft me boven alles geleerd hoe prettig, vertrouwd en mooi vriendschap kan zijn. Ik dank haar uit de grond van mijn hart voor haar warmte en steun, al die jaren dat we elkaar mochten kennen.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 134 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 9 november 2024]