Voetstoots

Met de melodieën van Omar Apollo dansend in mijn oor, de warme gloed van wijn in mijn buik en mijn ogen gericht op een oneindig punt in de duisternis, dool ik met een toch verrassend vastberaden tred door de nachtelijke straten van Amsterdam, op weg naar huis. Plotseling dringt een stem door de magische klanken heen: “Hallo! Herken je me niet meer? Loop je me nou klakkeloos voorbij?”

Twee grote bruine ogen kijken me doordringend aan. Daar staat hij, onmiskenbaar. Die ietwat verlegen jongen die ooit met me flirtte in de Trut. Dezelfde jongen die me later nog vaak op straat tegemoetkwam. Die jongen die bij het pompstation zei dat ik een lekker kontje had. Die zich hardop afvroeg waar ik eigenlijk naar op zoek was. Die jongen die me eerder al brokstukken van zijn verleden had toevertrouwd. Die sprak over zijn tegenslagen en de stemmen die hem plaagden.

Opnieuw vraagt hij me om geld voor de nachtopvang. Dit keer kan ik niet ontkomen, nu ik niet op mijn fiets zit. Eerlijk zeg ik dat ik helaas niets bij me heb. Hij lucht zijn hart en ik voel zijn frustratie en eenzaamheid. Nee, ik ga midden in de nacht niet voor hem pinnen.

Ondanks zijn vermogen om me te betoveren, blijven angst en argwaan bij mij de boventoon voeren. Hoewel ik alles wat hij zegt graag voetstoots zou willen aannemen, twijfel ik en voel ik me onder druk gezet. Ben ik laf, of gewoon hypocriet? Vertoon ik soms die “solidariteit die niets kost”, zoals Gerard Reve dat noemde?

Hij verzekert me dat hij me niet wil intimideren, maar toch komt hij steeds dichterbij. Plotseling omhelst hij me, en ik laat dat niet alleen toe, maar beantwoord zijn omhelzing. Is het uit zelfverdediging?

Hij zegt dat ik heerlijk ruik, dat hij me lief vindt. Tot mijn schrik voel ik opwinding opborrelen. Het voelt levensgevaarlijk en verrukkelijk tegelijk. Verstrengeld met hem durf ik te vragen of hij gay of queer is. Hij fluistert in mijn oor: “Ik ben eerder kinky… Ik hou van voeten, zowel van mannen als vrouwen. Wat is jouw schoenmaat eigenlijk?”

Op dat moment laat ik hem los. Het wordt me te veel. Ik smeek hem me met rust te laten. Ik verontschuldig me opnieuw, beloof vaag misschien later geld te geven, en wens hem het beste.

“Je bent een goed mens,” zijn zijn laatste woorden voordat we uit elkaar gaan.

Nou, dat valt nog te bezien, denk ik, terwijl ik trillend de deur achter me dichttrek..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 127 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 13 april 2024]

Preuts

Het schaamrood staat me op de kaken, iedere keer dat me vriendelijk wordt verzocht iets meer van mezelf prijs te geven dan ik aanvankelijk van plan was. Mezelf lichamelijk blootgeven voorbij het banaal-basale breekt me behoorlijk op. Ik scheer me weg, verstop me zoveel mogelijk.

Ben ik preuts?

Vrij van kwetsuren ben ik nou eenmaal niet. Ik moet meteen terugdenken aan die gymleraar die eiste dat ik me “gewoon” zou voegen tussen de jolige, stoere klasgenoten onder die dampende douche. Mijn aangeboren diepe deuk in mijn borst trok helaas al de ongewenste aandacht. Ik werd gezien en behandeld als een gedrocht.

Mijn te korte X-benen, mijn rug die bezaaid is met littekens van 10 jaar heftige acne: ik doe het ermee, maar stel het liever niet al te veel ten toon. Mijn overgewicht, maar vooral mijn middelbare leeftijd, hebben me inmiddels best wat toontjes lager doen zingen. Waar ik vroeger droomde om in de arena te mogen staan, ben ik nu al zielsblij gedoogd te worden in de catacomben.

Ik ben struiser en daarmee kuiser dan ik me ooit had kunnen bedenken. Ik ben ingetogen op het belachelijke af. Omdat ik ervaar dat ik slechts nog voor een enkeling enige seksuele bekoring mag uitstralen, trek ik me terug in mijn eenzame dans. Ik negeer en observeer vanuit mijn ijzige troon van nuffige eerbaarheid.

En toch vier ik de intieme keerzijde: de vreugde van niet al te murw, niet al te afgestompt te zijn. De onwankelbare ontvankelijkheid voor schoonheid, voor al die kleine gebaren, opgevangen vanuit de meest duistere ooghoek. De uitzonderlijke pracht van wat anderen “blootgewoon” zouden noemen.

Diep in mijn hart ben ik de schuchtere voyeur die samenvloeit met de ongewisse exhibitionist. Tegen beter weten in, omarm ik de sjans die zich verschanst in de buitenkans.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 126 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 9 maart 2024]

Wie is de Mol?

Ieder begin van het jaar stel ik me de gewetensvraag: duik ik weer in het verse seizoen van het NPO-TV-spel Wie is de Mol? Gedurende 10 weken de kronkelige weg naar de ontmaskering van de saboteur volgen, of dit keer niet? Hoewel het een van de grootste televisiehits is met 24 seizoenen, voelt de formule wat sleets. Het ligt onder een vergrootglas; aanwijzingen en clous blijven achterwege om voortijdige ontdekking te vermijden. Toch biedt het me troost.

Wie Is De Mol? is namelijk onomwonden queer. Op meerdere niveaus. De vingerafdruk in het logo blijkt behoorlijk roze getint.

Feitelijk is er een oververtegenwoordiging van LGBT+ kandidaten. Van de standaard 10 zijn doorgaans 1 à 2 niet hetero. Dit aandeel, gerelateerd aan een hoger percentage in de media- en amusementsbranche, krijgt echter weinig nadruk. Roze kandidaten zijn niet meer of minder dan anderen, niet verdacht om hun identiteit. Voor zoekende jonge kijkers is dit een hart onder de riem. Ze zien diversiteit die organisch past binnen het programma, met mensen als Nikkie de Jager, Johan Goossens, Ellie Lust, Patrick Martens en Babs Schutte.

Ook de uiteindelijke mollen blijken vaak uit de roze gemeenschap te komen. Minstens 7 mollen: Jon van Eerd, Kees Tol, Margriet van der Linden, Thomas Cammaert, Jeroen Kijk in de Vegte, en de laatste 2 jaar Everon Jackson Hooi en Jurre Geluk. De molrol resoneert daarbij met de ervaring van een dubbelleven, iets waar menige niet-hetero/niet-cis persoon zich mee zal kunnen identificeren.

De huidige presentator, die de toon zet en de kandidaten aanstuurt, is homo: Rik van de Westelaken. MolTalk, de audiovisuele nazit, kent duo-presentatoren, waaronder eerst acteur Rop Verheijen en sinds dit jaar schrijver Splinter Chabot – beide dieproze.

Een laatste gradatie is te vinden in de fans en duiders, liefkozend molloten genoemd. Ook hier is de representatie hoog. Van onder meer analist Max van De Telegraaf tot Youtuber Siem, die met zijn vriendje Calder schattig hints en theorieën bespreekt.

Juist in deze donkere tijden, is een licht, doch professioneel gemaakt programma als Wie is de Mol? een welkome afleiding. Het heeft me menige winter doorgesleept met de belofte: als dit seizoen ten einde is, kennen we de mol, en begint eindelijk de lente.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 125 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 10 februari 2024]

Guur

Dit seizoen weegt als een loodzware deken, zo guur… Afgezien van de lagere temperatuur is het vooral de huidige cultuur die aan me vreet en oprispingen veroorzaakt. Ben ik nu te zuur? En hoe kan ik me daar tegen wapenen?

Cynisme was altijd een exotisch begrip voor me, tot aan dit moment. Nu bijt ik steeds vaker op mijn tong, houd mijn adem in, en verdwijn nog dieper in mijn matras, met de gordijnen steeds lager gedrapeerd. Ik wil de boze buitenwereld uitbannen, maar kan niet ontsnappen aan de ventilatiefilters in mijn raamkozijn. Een gezonde luchtstroom betekent onontkoombare confrontatie met de kille, gure wind die de wereld nu lijkt te beheersen.

Een jong meisje uit Gaza flitst aan me voorbij. Ze zit onder het stof en het bloed, en heeft net ontdekt dat ze de enige overlevende is van haar gezin. Ze is een menselijk slachtoffer van een onmenselijke strijd. Haar blik dringt recht in de mijne door via een gedeeld bericht op sociale media, en ik krimp ineen.

Ondertussen tiert Jodenhaat welig. Er is veel afgunst en rancune onder verschillende groepen over en weer. Helaas blijken al die diepe boodschappen die ik vanaf mijn jeugd heb meegekregen, ineens futiel. Ooit doordrongen van “dit nooit meer”, lijkt de wereld nu te denken: “maar waarom ook niet?”

De oorlogen in Israël en Oekraïne liggen als lood op mijn maag. Het lukt me niet mijn zegeningen te tellen. Moet ik blij zijn dat ik, als homo, nog even vrij mag zijn, in tegenstelling tot in het huidige Rusland, waar heuse razzia’s plaatsgrijpen? Kan ik werkelijk baden in dankbaarheid voor de tolerantie, die nu slechts wisselgeld blijkt, sinds xenofoob en Poetinvriend Wilders meer invloed heeft?

De beschaving blijkt flinterdun. Als drag queen in de Reguliersdwarsstraat kun je zomaar aangevallen worden. Je roept de politie erbij, wijst de verdachten aan, maar in de praktijk blijkt de kans op vervolging klein, en lachen de daders je in je gezicht uit. Ook binnen de gelederen van de regenbooggemeenschap zelf zijn krachten actief die haat koesteren richting personen die zich trans of non-binair voelen. Ze hebben met succes de onderstroom van verdraagzaamheid weten te vergiftigen.

Het COC pronkt ondertussen met een nieuw roze stembusakkoord, terwijl van het vorige vrijwel niets terecht is gekomen. Zowel de transgenderwet als het verbod op conversietherapie zijn er nog steeds niet door, omdat vijandigheid twijfel heeft gezaaid.

Cynisme is nu zo verleidelijk. Cynisme is nu zo logisch. Waarom niet simpelweg accepteren dat alles komt en gaat, dat er na een periode van vrijheid weer repressie volgt? Waarom niet onder ogen zien dat de mensheid van nature wreed, destructief en bovenal egoïstisch is? Dat vrede een tijdelijke illusie is, maar oorlog, hongersnood en pijn de werkelijke basis vormen van de menselijke conditie.

Ik kan het nog steeds niet aan, en wíl er nog steeds niet aan. Misschien is dat naïef, en spreken hier vooral mijn privileges. Maar met alle macht die in me is, probeer ik mezelf toch af te leiden. Ik ontmoet nieuwe mensen die me nieuwe perspectieven kunnen bieden, terwijl ik mijn vriendschappen des te meer koester.

Tegelijkertijd laaf ik me aan alle schoonheid die me ooit raakte en inspireerde, en dompel me soms helemaal onder in nostalgie. Ik hoor van de actualiteit, maar enkel sporadisch en vanachter een zorgvuldig gekozen sluier. Ik knip de zoutlamp aan en probeer me even te concentreren op alleen maar mijn ademhaling.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 123 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 9 december 2023]

Will & Grace

Het is nu precies 25 jaar geleden dat de Amerikaanse comedyserie Will & Grace voor het eerst op televisie verscheen. In die tijd, een kwart eeuw geleden, was ik een beginnende student in Amsterdam die zijn eerste stappen zette in het roze uitgaansleven. Ontmoetingen vonden voornamelijk plaats in de kroeg, en het internet was nog niet alomtegenwoordig. Hoewel de dvd opkomend was, keek ik de meeste films en series nog op de traditionele manier: via televisie en vhs-banden.

Will & Grace was vernieuwend doordat het een van de eerste series was waarin twee prominente personages homoseksueel waren: Will Truman en Jack McFarland. Mijn verwachtingen waren hooggespannen. Op zoek naar representatie en herkenning bekeek ik de serie welwillend, maar ook kritisch. Wat belichaamden die personages? Was ik meer een Will, gespeeld door een hetero-acteur, die niet al te opvallend gay was? Of voelde ik meer verwantschap met Jack, de flamboyante persoonlijkheid?

Destijds dacht ik: geen van beiden. De serie maakte me ongemakkelijk door twee homomannen te tonen, waarbij de een niet genoeg en de ander juist te veel de stereotiepe homo leek. Vooral Jack stoorde me: zo clichématig overdreven, kon ik daar wel om lachen? Bevestigde deze serie niet juist alle vooroordelen waar we zo graag vanaf wilden?

Een kwart eeuw later bekijk ik het met heel andere ogen. In deze gepolariseerde tijd, waarin we overspoeld worden met diverse roze representaties en rolmodellen, maar waar ook tegengeluiden steeds luider klinken, blijkt Will & Grace een verademing! De serie lijkt een prachtige balans te hebben gevonden tussen activisme en amusement, zonder te vervallen in doorgeschoten politieke correctheid of gemakzuchtig cynisme.

Bovenal is de serie uitstekend geproduceerd. Het biedt comedy in de traditie van Lucille Ball, met klassieke slapstick en meesterlijke timing. De grappen zijn scherp en doorspekt met zelfspot, ook wat betreft homoseksualiteit. De hoofdrolspelers houden elkaar mooi in evenwicht: het meer ingetogene spel van Will en Grace tegenover de uitbundige vertolkingen van Jack en Karen.

Ik ben buitengewoon verheugd dat er momenteel een podcast genaamd ‘Just Jack & Will’ loopt, waarin de acteurs herinneringen ophalen aan de roemruchte sitcom. Het stemt me ook blij dat ik kennelijk nu minder zwart-wit naar gay-gerelateerde cultuur kan kijken en er veel meer van kan genieten.

Oh ja, en die Jack… Hoe meer ik terugzie, hoe meer ik van dat personage én hopelijk ook een beetje van de Jack in mijzelf ga houden..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 122 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 11 november 2023]

Op het verkeerde been

Met het verkeerde been mijn bed uitgestrompeld

Mijn been voelt zwaar en ondergedompeld

in spijt en onvermogen

Waar vind ik mededogen?


Voorsorteren schijn je te kunnen leren,

maar vanwaar dan mijn balsturigheid?

Ik had het nog zo geprobeerd:

mij staande zien te houden in het dagelijkse verkeer


Mijn verweer is krachteloos

Ik laveer, broos

Wie denk ik wel niet dat ik ben

om deze ruimte in te mogen nemen?


Oh was ik maar een vogel die moeiteloos

zorgeloos zich kon schikken naar de vlucht

Oh kon ik maar vertrouwen op

de stemming van de lucht


Een beste vriend gaf beste raad:

ik dien me maar te geven

Ik dien te bluffen, onversaagd,

in één richting, om het even

Maar ben ik niet te bescheiden

te bescheten en benepen?

Fiets ik, als het er op aankomt

genoeg op mijn strepen?


Op een zalige dag durfde ik ten slotte mijn trots te testen

Ik stak mijn hand triomfantelijk uit

en boog sierlijk af

ten langen leste

Ik zoefde de hoek om, in blinde euforie

mijn impuls zo vol van pure harmonie!

Toch haalde het vage gepruttel achter mij

me uiteindelijk in..


“Vieze homo, ik wilde niet linksaf!”

Een woeste achterligger scheldt en schopt

Ik verstijf en zet me schrap

smeek dat het stopt

Als een wonder blijf ik balanceren

geen val, geen buil, geen blos

Maar mijn talent voor voorsorteren

blijkt toch als mijn fiets: total loss!

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 121 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 14 oktober 2023]

Nagelstaren

Ik zit op het terras geanimeerd bij te praten met een jongen, die ik van vroeger ken, en die af en toe Amsterdam aandoet. We praten over vriendschap en culturele verschillen, over eten en tuinieren. Dan toont hij me op zijn smartphone foto’s van zijn weelderige balkon vol bloemen en kruiden. Wat me dan opvalt is dat hij niet alleen spreekwoordelijke groene vingers heeft, maar ook groene nagels! Prachtig secuur geverfd, in schitterend groen, afgewisseld met helder blauw. Hij vraagt me waarom ik dat eigenlijk niet doe: mijn nagels lakken. Tja..

Hoewel ik veel bewondering heb voor de verfijning en de toewijding, deins ik terug. Komt het doordat ik jarenlang nagels heb gebeten? De vorm mijn nagels niet mooi vind? Niet goed weet hoe ik mijn nagelriemen moet verzorgen? Zijn dit nou praktische bezwaren of juist uitvluchten aangejaagd door angst? Door zijn enthousiasme en tips voel ik me uiteindelijk toch geïnspireerd en aangemoedigd om het uit te proberen.

Een week later grasduin ik door tutorials op Youtube. Er blijkt meer te kunnen dan ik voor mogelijk had gehouden, zelfs met die nagels van mij. Omdat ik bang ben voor het overweldigende aanbod aan lakjes en schakeringen, en ik me te zelfbewust zou voelen om dat in een fysieke winkel uit te zoeken, ga ik online naar de drogisterijketen waar ik ooit nog eens een half jaar heb gewerkt.

Als homojongen was het best dubbel, toen, eind vorige eeuw, om in die drogist te staan. Nog in de kast, wilde ik niet te veel opvallen, maar kende ik wel alle cosmetische producten op mijn duimpje, van zeep tot crèmes tot haarverf. Ondertussen kreeg ik kritiek van de mannelijke filiaalmanager. Ik diende overhemden te dragen, mijn halflange haar in model te laten knippen, en mocht ik het toch langer willen laten groeien, het in een staart te dragen. Het feit dat vrouwelijke collega’s wel hun lange haar los mochten dragen, was voor hem irrelevant, omdat ik nou eenmaal een man was.

Anno 2023 maakt mijn hart een sprongetje, en raak ik diep ontroerd als ik mijn online bestelde pakketje met lak en verzorgingsproducten af kom halen in de winkel in de buurt. Achter de toonbank staat namelijk, heel krachtig, iemand die tot in de puntjes verzorgd is, met lang haar, lippenstift en nagellak: een schitterend jeugdig individu, een wandelend kunstwerk van genderfluïditeit! Wat mij betreft een harmonieuze aanvulling op het tableau van non-binaire iconen als dirigent Manoj Kamps en zanger REINDIER, en een levend bewijs dat de tijden echt veranderd zijn.

Thuis experimenteer en speel ik met de kleuren. In het openbaar test ik wat de verschillende tinten doen. Ik vind het opvallend dat de mannen die inmiddels nagellak dragen, toch doorgaans kiezen voor normatief zwart of veilig donkerblauw. De caissière van de supermarkt geeft me een knipoog als ik mijn pinpas tegen de scanner houd. Mintgroen lijkt ontwapenend te werken, maar magenta is misschien wat te pittig voor mij nu. Verder blijkt het aanbrengen een nauwgezet werk, maar vooral een daad van koestering, expressie, geduld en zelfliefde.

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 119 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 12 augustus 2023]

Graaf Paris

Het citaat van Stanislavski, “Er bestaan geen kleine rollen, alleen kleine acteurs,” blijft me bij wanneer ik terugdenk aan mijn toewijzing op de middelbare school om de rol van Graaf Paris te spelen in Shakespeares Romeo en Julia tijdens de jaarlijkse toneelopvoering.

Graaf Paris is een bijrol, een vlak en ongedefinieerd personage dat dient in het grotere verhaal. Hij is de knappe jonge edelman, de gedroomde echtgenoot voor Julia, die echter haar hart al verpand heeft aan Romeo.

Als jonge homo in de kast voelde ik me zowel miskend als herkend door deze keuze. De regisseur, een openlijk lesbische docent dramatische expressie, gaf me aanwijzingen om dieper in de rol van Paris te duiken. Ik moest mijn bewegingen vloeiender maken, minder hoekig. Toen ik aangaf dat ik niet begreep wat ze bedoelde, zei ze dat ze me eerder al wel zo had zien bewegen en graag meer daarvan wilde zien..

Tijdens mijn middelbare schooltijd was het toneel, naast de schoolkrant, muzische avonden en beeldende vorming, het enige domein waarin ik me vrij kon voelen. Onder medeleerlingen die ook een passie voor creativiteit hadden, voelde ik me eindelijk enigszins geaccepteerd. De rol van Paris was een dubbelrol: ik speelde de doorsnee heterojongen die op het toneel iets van zijn meer vrouwelijke kant poogde te tonen.

De belangrijkste reden waarom ik hier nu aan terugdenk, is de film “Rosaline” van vorig jaar. Dit is een hervertelling van Romeo en Julia, gezien vanuit een andere bijrol uit het oorspronkelijke toneelstuk. Waar Paris de beoogde partner voor Julia was, was dat voor Romeo Rosaline. Het is een zeer vermakelijke film, wellicht ook omdat Rosaline en Paris beste vrienden blijken te zijn!

Paris, ook wel bekend als “County Paris,” is hier vooral onomwonden zwart en queer! Hij is brutaal, pittig en weet wat hij waard is. Hij belichaamt alles wat verborgen, verzwegen of onterecht genegeerd is, in de patriarchale samenleving in het algemeen, en in de witgetinte toneelgeschiedenis in het bijzonder.

Achteraf gezien voel ik me vereerd dat me destijds deze rol werd toevertrouwd. Het was subtiel, oprecht wijs en met mededogen. I love Paris!

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 118 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 8 juli 2023]

Bret Easton Ellis – Scherven (recensie)

Eerder dit jaar verscheen Bret Easton Ellis’ langverwachte roman The Shards (in het Nederlands vertaald als Scherven). Het lezen hiervan voelde als een hernieuwde kennismaking met een duister universum, waarvan ik het bestaan bijna was vergeten. Vakkundig weet de auteur een web te spinnen van intriges, hunkering en mysterie. Terwijl de echo’s van zijn eerdere triomfen, Less Than Zero (1985) en American Psycho (1991), nog steeds naklinken, voegt Ellis ditmaal opvallend meer introspectie en (homo)seksualiteit toe aan het geheel.

In zijn prille prozawerk betoonde Ellis zich de meester van de murwheid en het onderdrukken van emoties. Als spreekbuis van Generatie X verkende hij de nihilistische levens van jongeren uit die tijd en schokte hij door achteloos, maar genadeloos geweld op onderkoelde wijze te beschrijven. De hoofdpersoon in Scherven, die de naam van de schrijver draagt, is echter complexer en toegankelijker dan zijn voorgangers. Ellis blikt daarbij ook terug, waarbij we een jongere versie van hemzelf ontmoeten, gezien door de ogen van een mid-vijftiger nu.

We worden meegenomen naar het Los Angeles van 1981, waar protagonist Bret deel uitmaakt van een vriendengroep van voornamelijk witte, bevoorrechte middelbare scholieren. Vrij van al te waakzame ouders, begeven de jongeren zich onbelemmerd op het pad van roes, verleiding en seks. Bret heeft weliswaar een vriendinnetje, maar stiekem heeft hij affaires met een aantal jongens. Dan verschijnt de nieuwkomer Robert Mallory ten tonele en voelt Bret zich verscheurd tussen begeerte en afkeer, bewondering en angst, terwijl een aantal gruwelijke misdaden zich ondertussen op de achtergrond voltrekt.

De seksuele obsessie, de onstuimige verlangens en de zorgen van de 17-jarige Bret voelden zeer herkenbaar aan. Hij probeert zich overeind te houden met quaaludes, valium, drank en vluchtige fantasieën. Hij is de eenling die angstvallig zijn plek probeert te behouden, de gevoelige jongen die vreest verstoten te worden. Ondertussen wordt hij gekweld door koortsachtige visioenen waarin schoonheid en wreedheid samen lijken te vloeien.

Scherven is niet alleen een spannend verhaal, maar schetst ook op meesterlijke wijze de tijdgeest. Houdingen ten opzichte van homoseksualiteit en ongewenste intimiteiten zijn duidelijk anders dan nu. Ellis zou echter niet zichzelf zijn als hij niet strooide met talloze gedetailleerde verwijzingen: het autotype, het merk en de kleur van een overhemd, de exacte samenstelling van een cocktail, de details van een maaltijd, en de titels van films en pophits.

Wellicht de meest betekenisvolle en frequente verwijzing in het boek is naar het nummer “Vienna” van Ultravox. De statige piano, de hoekige beat en het melodrama in de opbouw laten een onmiskenbaar gevoel van dreiging achter. Onmiddellijk komt de videoclip, die me als kind zowel fascineerde als beangstigde, weer tot leven in mijn gedachten, vooral die scène van dat schimmige feest in dat obscure consulaat, waar een vogelspin over iemands gezicht kroop.. En dan is er de ironie in de lyriek: “It means nothing to me.. This means nothing to me!” Tja, en dat is precies wat de hoofdpersoon in deze roman zo graag zou willen geloven, maar hij roept het nét iets te luid..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 117 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 10 juni 2023]

Pianoman

De winter was lang. Mijn rolgordijnen weerspiegelden mijn gemoedstoestand: geloken, zwaar afhangend naar beneden. Het leek me even niks te schelen dat ik door de kou buiten te houden ook het spaarzame daglicht uitsloot. Met de inzet van de lente opende ik laconiek de wering, en stond ineens oog in oog met een wonder: precies in het midden van de 4 ramen van mijn sociale huurwoning prijkte nu de beeltenis van een zwarte jazzmusicus!

Vanaf de straat gezien is het net alsof de uitsparing onder de vensterbank een piano is die bespeeld wordt door de zwarte man. Het krukje waar hij op zit, is in de stijl van het stoepje en de goot onder mijn raam gemaakt. Hoelang zit hij hier al, met zijn zonnebril, pak en hoedje, piano te spelen? Wanneer is hij hier gekomen en door wie?

Een vriend oppert dat het werk van Streetart Frankey (Frank de Ruwe, 1977) zou kunnen zijn, en hij blijkt gelijk te hebben. Ik voel me vereerd en enigszins wakker gekust. Waar heb ik het aan verdiend dat Frankey juist mijn raam uitkoos voor zijn vrolijke creativiteit? Ik voel me uitverkoren degene te zijn die het beeldje vanuit de kleinste hoek mag aanschouwen.

Het bevestigt voor mij mijn liefde voor de stad Amsterdam, waar van alles kan en de verbeelding stiekem nog steeds aan de macht is. De stad van buitenbeentjes, kunstenaars en sensitieven. De pianist spoort me ook aan zelf meer te doen: te schrijven, te zingen, en me meer open te stellen voor verrassing, ontroering en toeval.

Het beeldje roept associaties op met bestaande muzikanten. Ik denk aan Louis Armstrong, Ray Charles en ook Arthur Conley, die boodschapper van “Sweet Soul Music” die uiteindelijk de liefde vond bij een man, hier in het bosrijke Ruurlo. Ook zijn de klanken van Billy Joels “Piano Man” nooit ver weg.

Het voelt alsof er een intieme vriend in mijn leven is gekomen. In de gure oostenwind, de aanhoudende voorjaarsregen en in het licht van de volle maan, zit hij daar en speelt..

[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 115 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 8 april 2023]

persoonlijk blog met columns en meer van Robert Weijers