Stante pede

Zeker een jaar ben je nu bij me
met iedere stap die ik zet
Eerst zag ik je nog niet voor wat je was,
dacht dat je een blaar was,
maar jij viel niet door te prikken
Nee, ik moet het je nageven:
oppervlakkig ben je nooit geweest
Je liet je onder mijn gewicht pletten,
maar drong je daardoor juist dieper binnen
in schier oneindige lagen
die mijn zool ontsierden
met mijn eelt als jouw schild

Ik sta op voet van oorlog,
mijn geduld is bijna op
Neem de komende dagen nog,
maar voor het einde van de maand
wil ik van je verlost zijn
Als jij niet van wijken wilt weten,
weet ik wat te doen:
we gaan opnieuw naar de huisarts,
ik verlink je, de dokter verstikt je,
bevriest je, opnieuw..

Als dat je niet mag vermurwen,
strijd ik verder, te vuur en te zwaard
Ik stip je aan met chemische formules,
verzuur je met azijn en citroen,
bedek je met zilveren tape,
smoor je met tea tree, knoflook en kurkuma,
schraap je weg, schroei je weg
al doet het nog zo’n pijn

Als ik jou was, zou ik nu maar snel
je feestje ergens anders verder vieren..
als er al nog wat te vieren valt
Ga nu heen, op staande voet!
Scheer je weg, en laat je nooit meer zien!

stantepede

Pontje

Voor iemand met uitstelleritus, is iedere veerpont een beproeving. Een pontje maakt het namelijk niks uit of je wind tegen had met fietsen, of dat je net nog even gebeld werd door je moeder. De drijvende brug meert af en aan met de secondes van de klok, en laat niet veel ruimte tussen de pech van het missen en het geluk nog op tijd mee te kunnen.

Sinds enige tijd heb ik zangles in Tuindorp Oostzaan, Tutti Frutti-dorp, en daartoe begeef ik me op de pont van Amsterdam CS naar de NSDM-werf. Eenmaal nahijgend van mijn eindspurt, sta ik dan toch wat beduusd in de bewegende wachtkamer voor zeker een kwartier om me heen te kijken. Er is ook zo veel te zien..

Daar staat een vrouw van midden veertig te bellen. Ze ziet er wat verfomfaaid uit, en heeft lichtgele verfspatten op haar schoenen en spijkerbroek. Ze vloekt, ze slingert haar gesprekspartner wat verwijten naar het hoofd en hangt abrupt op.

Aan de andere kant staat een puberjongen, met zijn lange haren wapperend in de wind en witte dopjes in zijn oren. Hij heeft een meisjesachtig gezicht, met hier en daar een puistje. Hij gaat op in zijn muziek, deint mee met de beat en waant zich onbespied. Af en toe tast hij in de binnenzak van zijn jas en haalt er een paar winegums uit, die hij dan in zijn mond stopt.

Voor mij is een echtpaar van middelbare leeftijd in de weer met een kaart. Beiden dragen ze bergschoenen en een rugzak, en beiden zijn ze een beetje verbrand. Als het gaat regenen volgt er lichte paniek. De kaart moet opgevouwen, maar het is nog een heel karwei om het precies zo op te vouwen als het voorheen opgevouwen was. De man frommelt wat aan een rode poncho, maar trekt hem niet aan. Samen gaat ze naar het overdekte deel.

Ik staar graag het water in, geniet van de golven in het oppervlak, sta letterlijk stil bij de beweging. In het water is ook het weer weerspiegeld. Donkere wolken doen het water er uitzien als inkt. Wind maakt het woester. Regen vormt complexe patronen.

Aan de wal moet ik even wennen aan hoe vast de grond onder de banden van mijn fiets is. De willekeurige groep mensen, net een kwartier verenigd tussen twee oevers in, breekt nu weer op.

Tijdens de zangles komen af en toe flarden terug. Tussen het zingen, luisteren en praten door, trekken mijn trommelvliezen zich licht samen. Ik hoor het ruisen in mijn oorschelp, alsof het pontje in iedere seconde van rust, opnieuw weer even doorvaart.

pontje

The Artist’s Way

Creativiteit vloeit. Creativiteit is als een rivier die altijd dezelfde naam draagt, maar iedere seconde van andere aard is. Creativiteit is als het leven: grillig, onvoorspelbaar, veranderlijk, doch spannend, verrassend en louterend. Vaak vind ik mezelf in die droge vallei van twijfel en wanhoop, die toestand van verloren gewaande inspiratie, die vertwijfelde dorst naar dat ultieme, dat vervullende, dat verheffende wat-dan-ook.

Mijn creatieve wichelroede blijkt keer op keer “The Artist’s Way”, het boek en de methode van Julia Cameron. Dwars door de grandioze verlangens van het ego en de krankzinnige eisen van de inwendige criticaster is daar mijn kompas.

Als ik iets aan (aspirant/mede-)kunstenaars mee zou willen geven, is het de wijsheid die vervat is in de bladzijdes van Julia Cameron. Deze volgende inzichten hebben me al vaak inspiratie en moed gegeven:

* Wanneer je ontvankelijk wilt zijn voor nieuwe ideeën, wees dan bereid om al je opvattingen over wat kwalitatief goed of slecht is te laten varen.

* Wil je goed zijn in iets, dan zul je het er voor over moeten hebben er aanvankelijk aanzienlijke tijd slecht in te zijn.

* Al wil je misschien altijd goed werk leveren, je kunt slechts invloed hebben op het “altijd” en het “werk”. De rest valt je toe terwijl je bezig bent.

* Creativiteit overstijgt je verstand. Op de momenten dat je je niet laat hinderen door wat je al weet, ontstaat er wat nieuws.

* Verwonder je en speel als toen je een kind was!

* Schrijf iedere dag drie bladzijdes in een schrift, zonder al te veel na te denken, zonder censuur, zonder stop. Dit vastleggen van je directe associaties, twijfels en onwillekeurige gedachtengangen, maakt dat je blokkades concreter worden en kleiner, en het brengt je zelfkennis.

* Kom opdagen op de bladzijde, het canvas of welk ander arena van je persoonlijke expressie dan ook. Er is altijd wat te delen, onder woorden te brengen, in beeld of klank te vervatten dat op dat moment gecommuniceerd wil worden, hoe je je op dat moment ook voelt.. Waarvan hierbij akte!

artists-wayWebsite “The Artist’s Way”

Curb Your Enthusiasm

Wat kan het soms toch heerlijk zijn om te ontsnappen in een sitcom of dramaserie.. Iets in een pilot spreekt je aan, doet je smachten naar meer, en spoedig wentel je je in een rijke nieuwe wereld die schier oneindig is, vele seizoenen en marathonsessies lang, tot je met lichte weemoed de laatste episode bekijkt..

De afgelopen weken heb ik mijn hersens ondergedompeld in “Curb Your Enthusiasm”, een geïmproviseerde comedy van HBO zonder ingeblikte lach, die in Nederland uitgezonden wordt door de VPRO, over het gefictionaliseerde leven van Larry David, een van de makers van “Seinfeld”. We leren David kennen als een kale Joodse man van middelbare leeftijd, met ergernissen, misverstanden en conflicten bij de vleet, die meestal niet al te gunstig uitpakken voor hemzelf. Er is geen sociaal probleem of hij meent er wel een oplossing voor te vinden, om uiteindelijk toch verrassend veel verder in de nesten te geraken. Zo wordt zijn kritiek doorgaans met vijandigheid ontvangen, en vallen goede bedoelingen en vriendelijke gestes steevast zo fout, dat hij ondermeer beschuldigd wordt van racisme en seksuele intimidatie.

Op het eerste oog komt hij over als een exemplarische misantroop, een nare brompot, een miesmacher, maar al gaande weg krijg je als kijker toch steeds meer waardering voor zijn zienswijze en levenshouding. Wat mij betreft is hij zelfs een held te noemen. Hoewel kritisch, zegt hij de dingen die niemand durft te zeggen, maar wel zou willen zeggen. Vooral wat betreft sociale conventies, maakt hij keer op keer pijnlijk duidelijk wat er volgens hem aan schort. De bereidheid zichzelf impopulair te maken dwingt respect af en getuigt van moed – al moet hij het toch vaak bezuren. Hij is de tegenpool van de allemansvriend, en juist daarom zo prettig om naar te kijken.

Curb your enthusiasm? Deze serie is heilzaam te noemen voor het gemoed. Om Larry David te citeren: “prett-ay, prett-ay, prett-ay, pretty good!”

Uitgerookt

Precies vier jaar geleden stopte ik met roken. Ik was chagrijnig, down, wist me geen raad met mijn leven, en wilde een daad stellen. Veel technieken en methodes hadden al gefaald. Geen Alan Carr, nicotinepleister,  -kauwgom of door de huisarts voorgeschreven pil had mogen baten.

Plechtig knoopte ik toen maar een rood wollen draadje om mijn linkerpols en visualiseerde de Hebreeuwse letters Pey Hey Lamed, die volgens sommige kabbalisten heilzaam zijn bij het overwinnen van verslavingen. Vier jaar later ben ik nog steeds rookvrij. Heb ik dit allemaal te danken aan de kabbala?

Als ik het me goed herinner, was er meer aan de hand die dag. Het was namelijk niet zomaar een dag, maar het was 7-7-7, ofwel 7 juli 2007. Het was dezelfde dag dat opperkabbaliste Madonna zong op Live Earth, en het was de dag dat de nieuwe Openbare Bibliotheek Amsterdam geopend werd. Hoewel ik me tegenwoordig beduidend minder bezig hou met de kabbala – en Lady Madonna toch ook wel van haar troon is gestoten door ene Lady GaGa – was de magie van de datum toch wel degelijk belangrijk. 7-7-7 bleek onweerstaanbaar, en uiteindelijk domweg te mooi om te verpesten. De schoonheid van 7-7-7 redt me als ik, steeds minder, maar toch nog wel van tijd tot tijd, de verleiding moet weerstaan weer eens een sigaretje op te steken. Het ambitieuze gebouw van de OBA is een solide aandenken, een kloek geheugensteuntje, en daardoor deel van de bezwering. Zo lang er een OBA bestaat, ben ik een ex-roker.  Zoiets. Wie zou er trouwens kunnen leven in een wereld zonder bibliotheken? Dan kun je inderdaad misschien maar beter troost zoeken in een buil shag – God verhoede het..

Vandaag zat ik op de zevende verdieping van de bewuste bieb, te mijmeren en te tobben over wat ik nu toch aan moet met dat idee om een blog te beginnen. Wat te schrijven? Welke toon aan te slaan? Waarom ook eigenlijk? Wie zit er te wachten op nog een blog? Mijn voorgenomen schrijfsessie mislukte finaal door het begeven van mijn BIC, die, hoe vaak ik de punt ook over het rubber van mijn schoen kraste, geen inkt meer wilde geven. Dit voelde niet als het starten van een blog, maar meer als een (writer’s) block, zoals een vriend even later aan de telefoon fijntjes opmerkte.

Als ik echt geloof zou hechten aan voortekenen, zou ik mijn hele onderneming hebben moeten laten varen. Omdat ik echter selectief magisch denk – namelijk wanneer het mij uitkomt, ontroert, of als ik iets kan aanwenden als steun of ter bevestiging, en anders niet – besloot ik toch door te zetten en het als een methodische suggestie te zien om pen en papier achter me te laten, en eindelijk eens meer achter het toetsenbord en mijn computer te kruipen. Waarvan akte hier.

Misschien wel het grootste struikelblok bij eerdere pogingen te stoppen met roken was de overtuiging niet lekker meer te kunnen schrijven zonder de stimulans van nicotine. Er was ook een scherpte, een concentratie, die ik meen te missen, een waarschijnlijk door dopamine geïnduceerde luciditeit, die met niks anders is te evenaren. Ik heb het geprobeerd met koffie, maar dat maakt me nerveus en opgefokt, nooit helder en doelgericht. Ik heb jaren gewacht tot mijn ogenschijnlijke gebrek aan focus bij gemis aan nicotine weg zou ebben, maar heb moeten onderkennen dat dit is wat het is.

Omdat opnieuw met roken beginnen een optie is die ik boven alles wil vermijden, kies ik er nu voor om te schrijven, te schrijven en te schrijven. Te schrijven zoals het komt – warhoofdig, houterig, slordig desnoods. Te schrijven zonder uitvluchten en smoesjes. Te schrijven vanuit mijn hart en mijn gemoed, dwars door de weerstanden van faalangst en perfectionisme heen.

Deze gewezen tabaksjunk is uitgerookt, maar niet uitgeschreven!

rookvrij

persoonlijk blog met columns en meer van Robert Weijers