Tramlijn Begeerte

Met mijn boodschappentas gevuld met hutspot en goedkope shiraz, mijn weg van de supermarkt naar huis vervolgend, word ik overvallen door een groezelig vaalgrijs. Terwijl de lucht dichttrekt, voel ik nattigheid. In de verte rommelt het vervaarlijk. Ondanks de zachte temperatuur dreigt een stortbui: een bijna zomerse slagregen midden in de winter.

Binnen een minuut begint het te hozen. Ik moet snel handelen. Omdat ik geen paraplu bij me heb en slechts gekleed ben in een overmoedige demi-saison, ren ik naar de dichtstbijzijnde plek om te schuilen. Het lot brengt mij naar een tramhalte.

Opgelucht schuif ik me onder het afdakje, dat nu ratelt onder de neerslag, en word ik me twee dingen gewaar. Ten eerste dat dit een “opgeheven” halte is, waar voorlopig geen tram meer zal stoppen. Ten tweede dat ik niet de enige ben die toevlucht heeft genomen tot dit hokje..

Een armlengte van me af staat een jong stel, twee jongens, vermoedelijk studenten, die elkaar hartstochtelijk zoenen. “A Streetcar Named Desire” schiet me te binnen, de titel van het toneelstuk van Tennessee Williams, in het Nederlands vertaald als “Tramlijn Begeerte”.

Ze tongen vol overgave, alsof de wereld uit niets anders bestaat dan hun liefde en hun lust. Het ontroert me, doet me even terugdenken aan mijn studententijd, aan de roekeloze vanzelfsprekendheid waarmee intimiteit toen kon ontstaan.

Tegelijk voel ik een zekere schroom. Ben ik niet hinderlijk hun “vrijplaats” binnengelopen? Verstoor ik hun teder samenzijn simpelweg door er te zijn? Misschien zien ze me niet eens, en zou mijn plotselinge aanwezigheid hen juist doen schrikken zodra ze me wél opmerken.

Graag zou ik ad rem zijn, hen luchtig willen begroeten met een opmerking die het moment verlicht, maar ik raak verstrikt in de trapgeest, de esprit d’escalier: die frustratie wanneer de juiste woorden pas opkomen als het moment zich al heeft teruggetrokken.

Ik weet niet waar ik het moet zoeken en hoe ik me moet houden. Ik wil geen bullebak zijn, geen zeur, geen donkere schim in hun ooghoek. Ik zou willen laten blijken dat ik een geestverwant en gevoelsgenoot ben, een medelevende voorbijganger misschien, maar ik wil in geen geval de indruk wekken dat ik een bemoeial ben, of, godbetert, zo’n vieze voyeur.

Om me toch een houding te geven, pak ik mijn smartphone erbij en open de buienradar. Ik tuur naar het scherm alsof zíj even niet bestaan.

Even later rennen ze lachend naar de overkant van de straat, naar de tramhalte daar; het zoenen wordt daar zonder aarzeling hervat. Ik wend mijn blik af.

De grafiek in de app geeft aan dat de hevigste regen nu gelukkig voorbij is..

Deze column is ook te beluisteren binnen aflevering 146 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 13 december 2025

3 gedachten over “Tramlijn Begeerte”

Geef een reactie op robertweijers Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.