Voor mij is post van mijn uitkeringsinstantie (Dienst Werk en Inkomen) waarschijnlijk vergelijkbaar met de blauwe enveloppe op de deurmat van de gemiddelde werkende Nederlander. Je schrikt, je wilt er eigenlijk niet aan, maar je scheurt het dan toch maar open, omdat je potentieel slecht nieuws maar beter meteen onder ogen kan zien.
Laatst werd ik middels zo’n brief uitgenodigd aan te schuiven bij een rechtmatigheidsonderzoek. Wablief? De telefoniste wist me ook niet meer te vertellen dan dat het een onderzoek zou zijn naar de rechtmatigheid van mijn uitkering. Het waarom en hoezo zou ik vanzelf wel gaan merken. Mijn dag was daarmee verpest. Beduusd stond ik met de geopende enveloppe in mijn hand, terwijl de angst me bekroop. Zou de bron van mijn levensonderhoud me ontnomen worden? Zou het tapijt onder mijn voeten worden weggetrokken? Oud zeer, vaak veroorzaakt door misverstand of slordigheid, doemde weer op. Hoe serieus waren de dreigementen in deze brief? Wat was wettig, wat was formaliteit, wat was bluf?
Bij het onderzoek werd me aangewreven dat ik eerder spaartegoed verzuimd had op te geven. Een rechercheur met een doordringende blik, psoriasis en een tatoeage op zijn arm, onderwierp me aan een strenge ondervraging over mijn financiële wel en wee van de laatste jaren. Ik moest qua inkomsten en uitgaven met de billen bloot en me verantwoorden voor zaken die terug gingen tot 2006.Waar waren mijn bankafschriften vanaf die tijd? Waarom had ik die niet weten op te hoesten? Een kopie van een brief van zes jaar geleden werd me onder de neus gedrukt met de vraag of ik die herkende. En passant werd een maximum genoemd in die brief, en ik werd geacht dit te weten. Tegelijk was de brief geruststellend van aard geweest. Eigenlijk zei de brief juist dat er op dat moment financieel niks aan de hand was!
Ik voelde me als een misdadiger die in de val gelokt werd. Dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid vanuit de DWI werd optimaal benut om me klem te zetten, en weggewuifd als ik ze wees op hoe ze zelf mogelijk niet helemaal duidelijk waren geweest. Er werd officieel een verklaring opgesteld en uitgeprint, maar een conclusie of uitkomst werd mij zwart op wit onthouden.
Hoogtepunt was toen ik onthulde dat ik een voicerecorder mee had lopen. Waarom zou ik hen immers vertrouwen als ze mij met zoveel argwaan benaderden? Het was dom van mij om dat te bekennen. De rechercheur zei me niet gediend te zijn van dat soort “trucjes”, en verzocht me de opnamen meteen stop te zetten en te wissen. Ik probeerde me toen rustig en dienstbaar op te stellen, maar mijn hand trilde en ik was volledig in een toestand van vechten-of-vluchten beland.
Uiteindelijk bleek er geen reden om me te korten of te beboeten. Toch voelde ik me schuldig. Schuldig dat ik wat geld had kunnen sparen toen ik depressief was en een relatief erg lage huur en vaste lasten had. Schuldig dat ik het geld toen niet had laten rollen. Schuldig bovenal dat ik al zo lang mijn hand heb moeten ophouden..
Niet lang daarna lag ik ziek in bed en omgaf me met literatuur, muziek en tv-series, om niet te veel te voelen van de boze werelden buiten en binnen. Toen stuitte ik op het woordje “petulant”. Wat betekende dat ook al weer? Ik draaide me op mijn zij en greep naar het forse Engels/Nederlandse woordenboek van Van Dale. Pff.. Juist. Petulant: prikkelbaar, humeurig, gemelijk, nukkig, kregelig. Toen ik het boek weg wilde leggen, dwarrelde er warempel een blauw briefje uit. Het bleek een originele ijsvogel te zijn die daar voorbij vloog, een vergeten, in onbruik geraakt biljet van tien gulden, de opvolger van het joetje (met Frans Hals) en de voorganger van het veel saaiere eurotientje! Prachtig om terug te zien, met dat gedicht van Arie van den Berg, die felle kleuren en afbeelding van die vogel die inmiddels helaas in Nederland steeds schaarser aan het worden is. Waar had ik dit aan verdiend? Hopelijk laat de DWI dit oude geld met rust.. Most peculiar, this pecunia!

Ik heb mogen genieten van zowel schrijfstijl als wel herkenbaarheid. Dank je!