Om het verstrijken van de seizoenen te vieren, mag ik graag van kleur verschieten. Omdat ik niet bepaald een zonaanbidder ben, kies ik, in plaats van mijn huid, liever schoenveters of, nog beter, mijn eigen haar als het aan te passen palet.
De afgelopen jaren ben ik redelijk conservatief geweest op het haarverffront, en wisselde natuurlijke bruintinten af met zomers goudblond. Doordat het verf op plantaardige basis betrof, was de kleur meestal niet meer dan een subtiele aanvulling op mijn eigen peper en zout, en diende het vooral als camouflage van mijn grijs.
Dit seizoen wilde ik weer eens een kleur kiezen die ik niet eerder had geprobeerd, die uitgesproken van karakter zou zijn, doch niet te chemisch. Het werd, na enig gewik en geweeg in de natuurdrogisterij, de tint auburn, ofwel diep superrood, op basis van henna.
In een nacht waarop ik de slaap niet kon vatten, besloot ik uit balorigheid, de henna gereed te maken, en de sprong te wagen. Ik brouwde me een flinke pot earl grey thee, mengde de dampende vloeistof met het poeder, en genoot van het aroma van bergamot en aarde. Toen de drab dik als yoghurt was, smeerde ik mijn lokken vol, masseerde het tot in de puntjes, en bedekte het geheel met een plastic kapje, en daarna met een warme wintermuts.
Luttele uren later, spatten de kluiten als woedende modder tegen de tegels van mijn douche. Het uitspoelen zag er als een bloedbad uit. Als er zo veel kleurgeweld door mijn afvoer kolkte, moest het op mijn hoofd ook wel effect hebben gehad..
Mijn haar bleek dieprood, puur, donker, zonder gele zweem of oranje waas, eerder schreeuwend als het rood van de brandweer. Wat had ik mezelf aangedaan? Dit was het rood als van Koefnoens Ipie, hier kon Carry Tefsen jaloers op zijn! Daarbij was het effect ook permanent. Henna laat zich nou eenmaal niet wegbleken, en blijft tot het weer uitgroeit.
Toch voel ik me verguld met het resultaat, en heb geen spijt. Juist het ongewisse van het experiment, heeft me veel gebracht. Was dat nou niet waar ik eigenlijk naar op zoek was?
Ik zie regelmatig mensen naar me kijken op een manier die anders is dan toen ik nog een wat neutralere haarkleur had: van een peuter die naar me kraait en naar mijn haar wijst, de waarschijnlijk licht homofoob ingegeven argwaan van een postbode aan de deur met een pakketje, tot aan de vertrouwde caissière die amper haar lachen in kan houden als ze me ziet verschijnen.
Meer dan ooit tevoren, blijk ik ook bij machte de oordelen van anderen te kunnen trotseren. Okay, zie ik er wellicht erg gay uit? Ja, dat klopt, want dat is wat ik ben. Lijk ik op Perfume Genius? Dank je voor het compliment! Zie ik er voor sommige andere gays misschien te vrouwelijk of niet stoer genoeg uit? Mooi, dat onthult dan meteen weer hoe ruimdenkend die anderen zijn. Wordt de kleur veel te onnatuurlijk en ronduit belachelijk gevonden? Okay, smaken verschillen, en ik moet er eigenlijk zelf ook best om lachen.
Misschien wel de grootste kracht van mijn nieuwe kleur schuilt in de vrijheid waarbinnen ik die heb kunnen aannemen. Leve deze vrijheid! Leve de ruimte om af te wijken!
[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 11 april 2015 binnen aflevering 21 van het radioprogramma Kulti Kulti (in de rubriek “Moedig Voorwaarts”)]

Eén gedachte over “Mooi rood”