Mijn hoofd is als griesmeelpudding,
mijn bloed als rinse appelstroop
Traag zoek ik mij een weg tussen de lakens door,
schud het oorkussen nog eens op
en draai me weer om..
Hoe duivels, dit ledikant der ledigheid,
hoe onmachtig mijn gewoel
Hoe achterstallig het verschonen van de sloop,
hoe rusteloos mijn uitstelleritus.
Het vlies van het verleden bedekt de muren
De glans van de toekomst is een ijdele droom,
een projectie voorbij de horizon op een poster
‘Wie ik zou kunnen zijn’ ontglipt me
evenzeer als ‘wie ik was’
In het moment verhard ik als componentenlijm,
verval ik in fixatie,
ben ik de gevangene van mijn behang,
de gehangene door uitstelleritus.
Als ik eindelijk eens losbreek,
verlies ik mezelf in de veelheid,
verdrink ik te midden van de media
Laat ik mijn aandacht opslokken
door boebeskoppen en blaaskaken,
door gehits en geblaat,
onnozele meningen en prietpraat
Meedogenloos teruggezogen
in de draaikolk van uitstelleritus
Soms waag ik nog een investigatie,
zoek ik een verklaring voor deze procrastinatie
Bedenk ik uitwegen en ontsnappingsplannen,
hou ik de faalangst tegen het licht
en spuug mijn perfectionisme in het gezicht
Vergeefs, het mag niet baten,
want op de rotonde ga ik dan toch weer dralen,
laat ik iedere afslag aan me voorbijgaan
in de nodeloze haast van uitstelleritus.
[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 13 februari 2016 binnen aflevering 31 van het radioprogramma Kulti Kulti]

Eén gedachte over “Uitstelleritus”