Categorie archief: Blog

Gay & Lesbian Studies

De ideale studie bestaat niet. Begin deze eeuw moest ik, als derdejaars student Engelse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, deze waarheid onder ogen zien. Kon ik niet beter ten halve keren dan ten hele dwalen? Ik voelde me te weinig uitgedaagd, was teleurgesteld door de vele saaie verplichte blokken, en afgeknapt op het schoolse karakter van de opleiding. Moest ik nog wel door?

Gelukkig was ik niet alleen in mijn impasse. Met een lesbisch studievriendinnetje kon ik na de colleges, vaak onder het genot van een iets te duur broodje, voluit klagen en spuien, maar ook lachen en plannen smeden. Gesterkt door de band die was ontstaan doordat we elkaar hadden leren kennen toen we allebei problemen hadden in de liefde, besloten we samen door te gaan tot het bittere einde van onze voorgenomen studie. Weg met de quarter-life crisis, weg met het liefdesverdriet en weg met de twijfel!

Om het voor onszelf boeiender te maken, zochten we buiten de faculteit om naar alternatieve cursussen, die de vrije studieruimte konden opvullen. In het oog sprong meteen Gay & Lesbian Studies. Het voelde gelijk als een spannend avontuur: op zo’n heel andere faculteit, te midden van internationale studenten, ons verdiepen in iets wat ons bijzonder nauw aan het hart ging, onze seksualiteit. Persoonlijk was het ook een kroon op mijn coming-out, een overwinning op die duistere periode waarin ik gepest werd en sudderde in zelfhaat.

Hoofddocent was een licht grijzende oudere homoman, met een bijzondere dictie, waarin zowel Gronings alsook iets deftigs doorklonk. Hij was gekleed in een glimmend sportpak en heette Gert Hekma. Samen met wat gastdocenten zou hij ons door dit trimester loodsen, en wegwijs maken in queer theory, Foucault, Sedgwick en Butler. Het vuistdikke pak papier dat we als reader dienden te bestuderen loog er niet om. Dit was menens!

Gert bleek een gigantische bron van kennis te zijn, of het nu over de geschiedenis van homoseksualiteit in Nederland ging of de perversies van De Sade. De details deden me soms duizelen. Tegelijk verontrustte hij me ook een beetje, als hij ons vroeg wat we vonden van controversiële zaken als pedofilie en sadomasochisme. Het gemak waarmee hij bepaalde vermeende taboes op een academische manier aan wist te snijden, fascineerde me. Had deze man nou helemaal geen schaamte? Of ik juist te veel?

Naast discussies rond publicaties en de daarin vervatte theorieën, gingen we ook als groep het veld in. Onvergetelijk waren de rondleiding door de Amsterdamse rosse buurt en, niet ver verwijderd van de openstelling van het huwelijk voor homo’s en lesbo’s, het bezoek aan de Tweede Kamer. Ook was er de wekelijkse opdracht om een kijkje te nemen op een homo- of lesbo-gerelateerde plek naar keuze, en daar verslag van te doen.

Het was daar, dat ik koos om mijn grenzen te verleggen. Ik mocht dan beweerd hebben dat een darkroom niks voor mij was, maar hoe kon ik dat zo zeker weten als ik het nooit had geprobeerd? En wat te denken van de homosauna? Kom op! Ik herinner me nog hoe ik met knikkende knieën het pand betrad, wel 20 minuten nam om me uit te kleden, maar uiteindelijk met 7 jongens heel veel plezier had. Als ik me betrapt had gevoeld door iemand, had ik waarschijnlijk gemeesmuild dat ik het alleen maar “voor de research” deed..

Al met al is Gay & Lesbian Studies het meest ingrijpende en persoonlijke vak gebleken dat ik ooit heb gevolgd. Het was een voorrecht om met docenten en leeftijdsgenoten samen te onderzoeken wat seksuele identiteit en gender kunnen zijn, in theorie, maar ook in de meest intieme betekenis. Mijn ideeën zijn hierdoor vrijer, minder bekrompen en meer op context of introspectie gebaseerd geworden, en mijn blik is verruimd. Wat mij betreft de universiteit zoals die bedoeld is, of, om met Foucault te spreken:

“I don’t feel that it is necessary to know exactly what I am. The main interest in life and work is to become someone else that you were not in the beginning.”

[Deze tekst werd zaterdag 10 december 2016 voorgelezen in het kader van de rubriek “Moedig Voorwaarts” binnen aflevering 41 van het radioprogramma Kulti Kulti]

gay-and-lesbian-studies

Genderqueer

Mijn dag verliep weerbarstig. Het was 20 november, een paar jaar geleden, dat ik, nadat de eerste tekenen van de jaarlijkse winterdepressie zich hadden laten gelden, vertwijfeld zocht naar manieren om niet opnieuw in de blubber weg te zakken.

Eerst was er een bezoek aan de huisarts. Loom kleedde ik me uit, me overgevend aan haar medische blik. Echt naakt voelde ik me echter pas toen ik haar vertelde hoe ik me werkelijk voelde. Haar empathie ontroerde me, maar bleek niet meer dan een doekje voor het bloeden. Met een recept voor een stripje slaappillen verliet ik de post.

Thuis opende ik de doos van mijn daglichtlamp, en zette het met Ledjes bezaaide paneel naast me in bed. Voor het eerst waagde ik me aan lichttherapie. Het kille licht was overweldigend, prikkelend, tot niezen aan toe. Zou dit mijn redding worden, of alleen maar schele hoofdpijn geven?

Wegkijkend van het lichtbad, zag ik in mijn agenda dat die avond Transgender Remembrance Day gehouden zou worden op het Homomonument. Ach ja, ik had beloofd om dat eindelijk eens bij te wonen.. Hoeveel uur had ik nog om mezelf op te peppen daar te geraken?

Toen werd ik opgeschrikt door een telefoontje van mijn huisarts. Ze zei dat ze net nog even over me had zitten denken.. Er was haar iets te binnen geschoten, wat ze me toch nog even wilde melden. Wellicht zou het me helpen. Haar boodschap schokte me. Ze sprak een vermoeden uit over wat er eigenlijk met me aan de hand zou zijn. Volgens haar zou ik misschien het syndroom van Klinefelter hebben, een intersexe-conditie bij mannen, waarbij in de cellen ten minste één X-chromosoom extra te vinden is.

Mijn gedachten gingen ineens razendsnel. Was mijn lichaam mijn hele leven al intersex, zonder dat ik dat door had gehad? Was ik maar half de man die ik dacht te zijn? Was mijn huisarts niet gewoon kortzichtig, en verwarde ze mijn wat feminiene expressie met een genetische aandoening? Ik stond minstens zo perplex als toen de tandarts me ooit, na de deur gesloten te hebben, vroeg of ik wel eens een hiv-test had gedaan, waarschijnlijk louter ingegeven doordat ik gay overkwam.

Tijd om het internet na te pluizen op betrouwbare informatie had ik niet. Ik zou immers naar Transgender Gedenkdag. Op de fiets naar de Westermarkt, flitsten me allerlei herinneringen door het hoofd. Mijn gêne toen ik ooit betrapt werd bij het dragen van pumps.. De vraag van mijn moeder of mijn homoseksualiteit eigenlijk betekende dat ik liever een vrouw wilde zijn.. De passanten die ooit, ondanks bakkebaarden tot aan mijn kin, in mij toch een meisje zagen, en de vele keren aan de telefoon dat ik voor een mevrouw gehouden werd..

Die avond op het Homomonument zal ik nooit meer vergeten. Gure wind en striemende regen konden niet deren. Er waren veel bekende gezichten onder de sympathisanten. Het opnoemen van de namen van vermoorde transgender personen gaf me kippenvel en een mengeling van intense woede en verdriet. Wie of wat ik ook mocht zijn, ik wist me één met hen die op wat voor manier ook afwijken van de benauwende en beperkende genderclichés. Het kwam dichterbij dan ik ooit voor mogelijk had kunnen houden.

[Deze tekst werd zaterdag 12 november 2016 voorgelezen in het kader van de rubriek “Moedig Voorwaarts” binnen aflevering 40 van het radioprogramma Kulti Kulti]

transgender-flag

Stressbal

Ik had me nog zó voorgenomen me niet mee te laten slepen in het mediacircus van de aanstaande Amerikaanse verkiezingen. Jammerlijk heb ik daarin weer eens gefaald. Met een sterk gezette pot Pu-Er thee, en mijn hoofdeinde in de hoogste positie, kijk ik in het holst van de nacht naar de livestream van het eerste debat tussen Trump en Clinton. Gezwicht voor de poeha, heb ik me laten gijzelen door analyses en speculaties, en volg ik iedere nieuwe ontwikkeling op de voet.

Hoewel Hillary zich monter te weer weet te stellen, gaat mijn aandacht toch meer uit naar de ploerterige Trump. Hij maakt met zijn losse flodders van opmerkingen, onbeschofte onderbrekingen en flagrante leugens, spannende reality-tv. Helaas is zijn optreden, hoewel spectaculair amusement, verre van vrijblijvend. Sterker nog: het zou wel eens een voorbode kunnen zijn van wat de wereld de komende vier jaar te wachten staat, mochten hij en zijn nare homofobe running mate verkozen worden.

Instinctief grijp ik naar mijn stressbal en knijp zo hard ik kan. Even werp ik deze van de ene naar de andere hand, en voel dan de behoefte opkomen om dwars door het beeldscherm heen te gooien. Ik hou me in, en laat de blaaskaak doorwauwelen. Waarom word ik zo kwaad? Is het omdat hij me doet denken aan die pestkoppen die me op de middelbare school het leven zuur maakten? Is het machteloosheid?

Misschien is het bovenal de brute kracht van de onderbuik, die Trump zo treffend belichaamt, die me nu zo beangstigt. Hillary mag feitelijk gelijk hebben op bijna alle fronten, op papier de meest ervaren kandidaat zijn, maar de door Trump tegen haar aangewakkerde haat zou best doorslaggevender kunnen zijn dan haar redelijkheid.

De beide kampen zijn daarbij zo losgezongen van elkaar en van de alledaagse realiteit, dat alles mogelijk is. Hoewel ik doorgaans smul van samenzweringstheorieën, en nog steeds kan lachen om de meest absurde, schrik ik van hoe verkokerd de blik van aanhangers kan zijn, en hoe bodemloos de misleidende informatie. Tegenwoordig is vaak de redenatie genoeg dat iets “hep gestaan op Feesboek”.

Nee, laat ik niet denken dat Hillary toch automatisch wel moet winnen, omdat Trump te onwaarschijnlijk lijkt. Leken de herverkiezing van George W. Bush, de uitslag van het Oekraïne-referendum en onlangs de Brexit immers ook niet zeer onwaarschijnlijk?

In één maand kan er veel gebeuren, doch over één maand zullen we het weten.. Laat ik daarom uitgaan van het ergste, hopen dat het toch nog een beetje meevalt, en in de tussentijd proberen wat beter te slapen..

[Deze tekst werd zaterdag 8 oktober 2016 voorgelezen in het kader van de rubriek “Moedig Voorwaarts” binnen aflevering 39 van het radioprogramma Kulti Kulti]

stressbal

Wandeling

Het einde van deze zomer is nakende. Met gezwinde pas wurm ik me uit mijn benauwende schaduwleven, en waag me in mijn stoute, doch toch al wat afgetrapte schoeisel. Ik begeef me buiten de voordeur, en laat de serendipiteit haar werk doen. Zij zal mij brengen waar ze me brengen wil, in weerwil van wat ik misschien zelf zou willen, als ik al zou weten waar ik heen wil..

Ik dwaal deze avond door mijn geliefde Amsterdam, zonder route, zonder plan, volmaakt ongebonden. De tegels, het plaveisel, de straten en de buurten betreed ik zonder vragen. Toch hoop ik heimelijk op een verlossend antwoord, dan wel een kompas. Mocht iemand mij ontwaren, dan ben ik voorbereid om schijnbaar moeiteloos door te flaneren, alsof ik weet waar ik naartoe ga, glorieus afstevenend op de volgende kruising.

Al lopende blijk ik af te druipen richting mijn verleden. Al lopende merk ik dat ik steeds meer in mijn eerdere voetstappen treed. Mijn tocht brengt me naar een slingerende wijk net buiten de stad, waar ik ooit als jonge student op kamers ging. De bewuste doorzonwoning blijkt onveranderd kil en karakterloos. Opnieuw voel ik me enigszins verloren.

Als het daglicht langzaam verdwijnt, versnel ik mijn pas en daver ik doelloos langs de rafelranden van een stadspark. Ik ruik patchouli en voel de broeiende walm van het struikgewas, en stuit dan op een groepje mannelijke studenten dat zich waarschijnlijk middenin hun introductie bevindt. Als voortvarende passant loop ik een boogje om, maar beland daarmee juist pal tussen hen in.

Even omgeeft een dartele onschuld mij. Even ben ik het oog van een bruisende orkaan. Even dwarrelen de jongens om mij heen. Ze zijn jong, dronken en onbeholpen. Even weet ik niet hoe me hier toe te verhouden. Hun zomerse nonchalance, korte broeken en gebruinde harige benen overweldigen me. Ze stoeien, testen elkaar, langs me heen, alsof ik er niet ben.

Ik ontkom, en voel me weer een beetje die jongen die altijd als laatste gekozen wordt bij de gymles..

Op mijn zigzaggende dwarreltocht, doorkruis ik vervolgens een willekeurige woonwijk. Ik zie een supermarkt, die nog open is, en stap daar binnen, hopend op een teken.

Het blijkt echter de hoogste tijd. Voor mij rest er niet meer dan een impuls-aankoop: een zak borrelnootjes van het huismerk. In de rij voor de kassa treft mij ineens een wat gezette oudere man, die 6 halve liters bier op de lopende band voor zich heeft gelegd. Hij lijkt warempel wel op.. Hans van der Togt! Nee, het zal toch niet? Nee, hij is het niet, maar wel hetzelfde type..

Dan knipoogt hij naar me, met een blik die het midden houdt tussen flirt en verstandhouding. Ik bloos, en voel me betrapt.

Onthutst knik ik naar hem als hij me een fijne avond wenst. Is dit mijn voorland, mijn lotsbestemming?

[Deze tekst werd zaterdag 10 september 2016 voorgelezen in het kader van de rubriek “Moedig Voorwaarts” binnen aflevering 38 van het radioprogramma Kulti Kulti]

wandeling

Recht van spreken

Orlando, oh Orlando.. Wat lijkt het lang geleden dat het nieuws van die aanslag op homonachtclub Pulse de wereld schokte, terwijl er nog amper een maand voorbij is. Inmiddels hebben andere ellendige gebeurtenissen de aanslag ruimschoots naar de achtergrond gedrongen. Tot mijn ontsteltenis hebben de laatste inzichten van de FBI  inzake deze moordpartij, de Nederlandse media nauwelijks bereikt. Als er nog iets opborrelt, zijn het sensatieverhalen over de daders vermeende homoseksualiteit, ofwel gebaseerd op achterhaalde berichtgeving, ofwel, zoals deze week bleek, uit de duim gezogen voor sappige clickbait.

Feitelijk weten we nog steeds bar weinig over de motieven. Nee, Mateen was waarschijnlijk geen terrorist, geen homo, en nee, het was geen crime passionnel. Wat dan wel? We zullen het wellicht nooit te weten komen, maar door het ontstane vacuüm, is juist des te schrijnender duidelijk geworden hoeveel pijn er heerst in de harten van zovelen. IS mag de aanslag hebben opgeëist, commentatoren en opiniemakers binnen de oude en nieuwe media hebben zich gestort op het afbakenen van de context. Hun claims deden me soms duizelen. Ik zag atheïsten op hun anti-religieuze stokpaardje klimmen, zag het gepsychologiseerde relaas van de zichzelf hatende homo in diverse varianten, en las vurige pleidooien tegen de wanstaltige wapenwetgeving. Dan was er Kustaw Bessems, die het gebeurde aangreep om te betogen dat het met de LHBTI-acceptatie helemaal niet zo snor zat als wel gedacht, je had Botte Jellema, die zich gekwetst toonde nadat hij gezien had hoeveel minder mensen op de Dam stonden, in vergelijking met na de aanslag op Charlie Hebdo, en dan was daar Tofik Dibi, die op zijn beurt in wenste te zoomen op de etniciteit en religiositeit van de slachtoffers.

Sinds een tijdje, ook buiten de berichtgeving over Orlando, heb ik de indruk dat er gevochten wordt in de media over welke groep nu het meeste leed treft. Ik proef verongelijktheid over het mogelijk verkeerd inschatten van wie nu het grootste slachtoffer is. De zwarte? De moslim? De homo? De vrouw? En nog belangrijker: wie heeft er het meeste recht van spreken? Het grenst aan schuld door associatie om in debatten de ander weg te zetten als intrinsiek bevooroordeeld, niet op basis van argumenten, maar op basis van iemands culturele achtergrond. Ja, het is geen overbodige luxe voor bepaalde bevoorrechte meerderheden om drastisch beter naar anderen te gaan luisteren, maar ik betwijfel of dit bespoedigd wordt door te eisen dat “sommige mensen gewoon hun bek houden”.

Ook actueel is een nieuw soort purisme. Het recht van spreken, zelfs als alles er op wijst dat de intenties goed zijn, wordt steeds vaker betwist en soms zelfs getorpedeerd. Neem de discussie rond Nick Jonas, een heteroseksuele popzanger, die hevig bekritiseerd werd omdat hij een herdenkingstoespraak had gegeven na Orlando. Niet de inhoud van zijn speech, maar het feit dat hij zelf niet homo was, vormde de kern van het misnoegen.  In Nederland hadden we vorige week een soortgelijk akkefietje, toen twee heteroseksuele TV-presentatoren zoenend op de cover van de LINDA-glossy L’HOMO verschenen. Ja, er zal zeker sprake zijn geweest van mediageilheid en commercieel opportunisme, maar het lijkt me veel te ver gaan om de cover gelijk te stellen aan blackface.

Er is zoveel pijn. Er is zoveel lijden. Er zijn zoveel mensen die zich terecht miskend, genegeerd en benadeeld voelen. Waarom doen we dit elkaar aan? Waarom maken we het nog zwaarder voor elkaar dan het al is?

“What the world needs now is love, sweet love / It’s the only thing that there’s just too little of..” Ware woorden, en helaas, nu met onder andere Orlando, Dhaka, Bagdad en Dallas, maar al te toepasselijk..

[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 9 juli 2016 binnen aflevering 36 van het radioprogramma Kulti Kulti (in de rubriek “Moedig Voorwaarts”)]

Recht van spreken

40

Zo lang ertegenaan gehikt, maar ik heb het toch geflikt: 40 jaren oud! Puur op geluk en genade is me dit toe komen vallen. Ik ga op naar de 50, eindelijk naar het ongrijpbare middelbare.

“They say life begins at 40 / Age is just a state of mind / If all that’s true / You know that I’ve been dead for 39″ aldus John Lennon. Altijd diep ontzag gehad voor des ex-Beatles’ scherpe en wijze woorden. Des te vreemder nu ik besef dat hij nooit ouder dan 40 mocht worden.. Zijn jongste zoon Sean is hem inmiddels in leeftijd voorbijgestreefd, en is maar een half jaartje ouder dan ik nu ben.

Persoonlijke documentatie kan verhelderend en soms louterend blijken. Als ik dagboeken nasla van rond mijn 20ste, dan kijk ik op van de vastberadenheid en doelgerichtheid die daaruit spreken. Jawel, mijn leventje scheen toen ronduit maakbaar. Als ik ooit precies meende te weten wie ik was, wat ik wilde, en hoe dat te bereiken, was het toen wel.

10 jaar later, toen ik de 30 naderde, kwam daar een verwoede, soms verbeten strijdbaarheid voor in de plaats: nu of nooit! Als ik werkelijk zou afstevenen op het gevreesde existentiële debacle – mislukt te zijn op alle felbegeerde fronten rond mijn 40ste – ja, dan kon ik maar beter dood zijn.. Dacht ik toen.

Nu ik werkelijk 40 ben, voel ik meer een spijtoptant. Ik merk dat mijn maatstaven zo grijs zijn geworden als het haar bij mijn slapen. Ik kan het nog zo stoer verbloemen, maar de nuances zijn er. Het zwart-wit, alles-of-niets-denken, wat me zo eigen leek, schijnt wonderwel deels geweken.

Door vervelende complicaties aan mijn pols heb ik onlangs ook mogen proeven aan de ontberingen en het verval wat gepaard gaat met de ouderdom. Ik heb een hernieuwde waardering gekregen voor een zogenaamd normaal functionerend lichaam, dat zonder hinder kan bewegen.

Voorheen had ik het mezelf nooit vergeven als ik toe zou geven maar wat voort te sukkelen op mijn 40ste. Nu is dat niet alleen de realiteit, maar ook het beste wat ik nu eenmaal in petto schijn te hebben.. Ik accepteer het voor wat het is, zonder al te veel bitterheid of zelfverwijt. Wat maakt dat ene leven van mij eigenlijk uit?

Tegelijk is er, met het wegsmelten van eerdere wanhoop, juist meer hoop voor teruggekomen. Ben ik een mislukkeling of een laatbloeier? Het maakt niet uit, het is me steeds meer om het even. Mijn sterfelijkheid stimuleert me tot een aangename voortvarendheid. Ik ben blij dat het eindig is, vrolijk dat ik waarschijnlijk de helft al gepasseerd ben, èn dankbaar voor wat er nog over is.

[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 11 juni 2016 binnen aflevering 35 van het radioprogramma Kulti Kulti (in de rubriek “Moedig Voorwaarts”)]

veertig

In een handomdraai

Wat is het geluid van één hand die klapt.. ?

Ik vraag het me af terwijl ik mijn wonden lik. Mijn brein draait overuren. In een handomdraai heeft iemand begin dit jaar gemeend mij even iets voor te doen, waardoor ik het tot nu toe moet bezuren. Een handomdraai, een bruuske, botte, bizarre greep naar mijn linkerpols, gevolgd door een beweging die me ver voorbij mijn pijngrens dreef. Mijn stoerheid bleek niet bestand tegen deze brute agressie. Ik raakte overmand door misselijkheid en viel uiteindelijk, middels een verlate tegenreactie op de onthutsende lompheid, flauw.

Toen ik bijkwam, wist ik vrijwel meteen dat er iets geknapt was. Naast mijn vertrouwen, dat best een knauw had gekregen, bleek later dat het ligament dat ellepijp en spaakbeen met elkaar verbindt, totaal afgescheurd was van het bot. Optimisme van sommige vrienden ten spijt, dreigde dit een langdurig traject te worden van pijn, operaties, gips, spalken en revalidatie. In een handomdraai werd mijn leven kleiner dan het sinds tijden geweest is. Maandenlang zal ik niet kunnen sporten of fietsen, en niet normaal kunnen typen, koken of douchen.

Mijn arm zit tot over de elleboog vast in een plastic spalk, die ik dag en nacht dien te dragen. Ik sta ermee op en ga ermee naar bed, en tussendoor versjteert het mijn slaap met nachtmerries en andere onderbrekingen. Wanhopig experimenteer ik met restjes oxycodon en rode wijn, maar word enkel mistroostig en murw wakker. De spalk voelt als een openhaardblok dat vastgeklonken zit aan aan mijn lijf. Het is een ongewenst pantser dat zoiets basaals als een omhelzing vrijwel onmogelijk maakt. Om nog maar te zwijgen van het openen van een grote bak kant-en-klare aardappelsalade! Gemak krijgt echt een andere betekenis als je één arm niet meer kunt gebruiken..

In een handomdraai werd mijn lente, in plaats van een jaargetijde van nieuwe initiatieven, er een van contemplatie en meditatie, een warm uitgevallen extra winter, met als grote leermeester: geduld. Het is bitterzoet. Aan de ene kant is er woede, verdriet en onmacht over deze noodgedwongen stilstand. Aan de andere kant is er ook nederigheid en ontroering, bijvoorbeeld als een lieve vriend aanbiedt voor me te koken, een kleine meisje in de supermarkt oprecht wil weten wat er met mijn arm aan de hand is, of als ik in fijn gezelschap kan genieten van een koffie in de zon.

[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 14 mei 2016 binnen aflevering 34 van het radioprogramma Kulti Kulti (in de rubriek “Moedig Voorwaarts”)]

gipsx

De hemelvaart van Nancy Reagan

Nancy Reagan voelde zich al een tijdje niet zo senang. De voormalige presidentsvrouw miste haar man zaliger, en vreesde voor de toekomst van Amerika. Het opgeblazen hoofd van Donald Trump kon haar humeur danig verpesten. Wat was er overgebleven van de ouderwetse stijl en klasse die zij en haar echtgenoot hadden belichaamt? Een escapistische bingewatch van het vierde seizoen van House of Cards bleek haar te veel. De magistrale plotwendingen en machiavellistische machinaties werden haar uiteindelijk fataal, waarop ze het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.

Eenmaal in hogere sferen, moest ze eerst door een roze poort met uitzicht op een grenzeloos azuurblauw.

“Oh Ronnie, waar ben je dan, mijn lieveling? Ik heb je zo gemist, Ronnie..”

Maar waar ze ook zocht, ze vond hem niet. Hij zou toch niet weer in een of andere kapsalon zitten om zijn haar zwart te verven?

Ze kwam uit bij een landhuis dat warempel wel een replica leek van het huis van haar vriendin Elizabeth Taylor. O ja, en er klonk feestelijke muziek uit de ramen, en gegiechel. Zou het? Ze besloot aan te bellen.

Het bleek inderdaad het huis van Liz! De actrice verscheen zelfs persoonlijk aan de voordeur.

“Oh Liz, wat zie je er beeldschoon uit! Is Ronnie hier misschien? Het klinkt als een gezellig partijtje daar. Mag ik binnenkomen?”

La Taylors ogen werden groot en fel. Vuur spuwde vanachter de dubbele rij wimpers. Martha uit Who’s Afraid of Virginia Woolf? was er niks bij.

“Waar haal je de grove brutaliteit vandaan?! Nee, Nancy, ik ben niet vergeten hoe je Rock Hudson zeven weken voor zijn dood weigerde te helpen. Hij was ernstig ziek, en smeekte jullie, maar jullie hebben hem gewoon laten creperen! Ik heb me in allerlei bochten moeten wringen om mensen te kunnen helpen. Jullie bekrompen politiek maakte dat ik allerlei illegale dingen moest doen om hiv-medicijnen te kunnen verspreiden. Denk maar niet dat dat nu vergeten en vergeven is. Ik moet nu terug naar binnen. Monty en Rock zijn er, en Michael en Freddie gaan zo zingen. Dag, Nancy!”

“Maar wacht, Liz.. Ik ben hier net. Wat moet ik nou?!”

“Zoek dat effe lekker zelf uit! Ga desnoods Maggie Thatcher aan haar kop zeuren,  maar val mij niet lastig!”

Boem. De deur miste op een haar na Nancies neus. Dit nieuwe bestaan zou nog wat aanpassing vergen.. Onder zoete vocale flarden van Michael Jackson en Freddie Mercury, vervolgde Nancy wat beduusd haar weg. Maar wacht.. Margaret! Dat was een goed idee. Hoe zou het met die lieve schat zijn?

[Dit parabel werd mede geïnspireerd door een opmerking van Marc Hesselink, en wordt zaterdag 12 maart 2016 voorgedragen binnen aflevering 32 van het radioprogramma Kulti Kulti]

Uitstelleritus

Mijn hoofd is als griesmeelpudding,

mijn bloed als rinse appelstroop

Traag zoek ik mij een weg tussen de lakens door,

schud het oorkussen nog eens op

en draai me weer om..

Hoe duivels, dit ledikant der ledigheid,

hoe onmachtig mijn gewoel

Hoe achterstallig het verschonen van de sloop,

hoe rusteloos mijn uitstelleritus.

Het vlies van het verleden bedekt de muren

De glans van de toekomst is een ijdele droom,

een projectie voorbij de horizon op een poster

‘Wie ik zou kunnen zijn’ ontglipt me

evenzeer als ‘wie ik was’

In het moment verhard ik als componentenlijm,

verval ik in fixatie,

ben ik de gevangene van mijn behang,

de gehangene door uitstelleritus.

Als ik eindelijk eens losbreek,

verlies ik  mezelf in de veelheid,

verdrink ik te midden van de media

Laat ik mijn aandacht opslokken

door boebeskoppen en blaaskaken,

door gehits en geblaat,

onnozele meningen en prietpraat

Meedogenloos teruggezogen

in de draaikolk van uitstelleritus

Soms waag ik nog een investigatie,

zoek ik een verklaring voor deze procrastinatie

Bedenk ik uitwegen en ontsnappingsplannen,

hou ik de faalangst tegen het licht

en spuug mijn perfectionisme in het gezicht

Vergeefs, het mag niet baten,

want op de rotonde ga ik dan toch weer dralen,

laat ik iedere afslag aan me voorbijgaan

in de nodeloze haast van uitstelleritus.

[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 13 februari 2016 binnen aflevering 31 van het radioprogramma Kulti Kulti]

uitstelleritus

De Trut (30 jaar)

Zo’n dikke vijftien jaar geleden zette ik mijn eerste wankelmoedige stappen in potten- en flikkerdisco De Trut. Geplaagd door liefdesverdriet, zocht ik troost en afleiding, en vond uiteindelijk meer dan waar mijn gebroken hartje nog op had durven hopen. Na dat eerste bezoekje, ingegeven door de veelvuldige aanprijzing dat deze tent “echt iets voor mij” zou zijn, was ik verkocht, en bleef ik terugkomen. Vijftien jaar later, maak ik zowat deel uit van het meubilair. De Trut, wie is er niet groot mee geworden?

Nu ik de veertig nader, kijk ik met vertedering terug op die eerste avonden. Niet alleen zijn het dierbare herinneringen, maar de belofte van toen blijkt springlevend in de twinkelende ogen van de jonge studenten die nu De Trut aan het ontdekken zijn. O heerlijke jeugd, o vrijheid, o experiment! Hoe groot was mijn beginnersgeluk, vervuld van gedans en gesjans. Hoe fijn was het je begeerd te weten. Hoe machtig het gevoel de mooiste jongen van de avond mee naar huis te krijgen na het flirterig bietsen van een sigaretje. Hoe spannend om achter op de scooter te stappen bij die sexy jongen, of in het holst van de nacht nog met twee schatjes een trio te beginnen in Den Haag!

Hoe opwindend mijn aanvankelijke avontuurtjes ook geweest hebben mogen zijn, kwam ik er al snel achter dat De Trut zo veel meer is dan een bar om mensen op te pikken. De eigenzinnige sfeer die de vrijwilligers weten te creëren, is onnavolgbaar, theatraal, soms ogenschijnlijk weerbarstig, maar altijd verrassend. Hun toewijding, idealisme en menselijkheid, maakt dat je je als bezoeker veilig voelt, wie of wat je ook bent. Hoe ver dit gaat, heb ik mogen ondervinden toen ik op het diepst van mijn depressie zat. Niet alleen kon ik me veilig voelen als LHBTQ-er, ook mijn schaduwkant en mijn chagrijn mochten er zijn. Toen ik een paar maanden verstek had laten gaan, stelde een inmiddels goede Trutvriend voor toch weer te blijven komen, al was het alleen maar om hem een plezier te doen. Okay, voor mezelf hoefde het niet, en hoewel het de depressie niet oploste, en ik zeker een paar keer overtuigd was dat iedereen me haatte, viel het me beduidend meer keren mee dan tegen. De Trut bleek een van de weinige uitgaansgelegenheden te zijn waar niet de oppervlakkige terreur van “doe eens lachen” heerste, maar waar mensen waren van verschillende leeftijd en kunne, die me accepteerden zoals ik was, niet veroordeelden, maar oprechte interesse toonden.

Soms werd het keldertje van Tetterode een ronduit magisch oord, in het bijzonder tijdens grote themafeesten. Nog geen jaar geleden, bijvoorbeeld, was de gehele vloer bezaaid met strandzand en zachte kussens, en alles omgetoverd in de sfeer van 1001 Nacht, compleet met waterpijpen, wierook en een exotische marktkraam. Wat een gigantische eer om hier in full drag ook nog eens live te mogen zingen! Sowieso is De Trut, en de optredens die ik er mocht doen, bemoedigend en stimulerend geweest om het aan te durven zangles te nemen en vaker het podium te betreden. De toevallige ontmoeting met zanger Rufus Wainwright, twee weken voor ik op dezelfde plek een van zijn nummers ten gehore zou brengen, was een synchroniciteit die ik met liefde koester.

Tegenwoordig is De Trut een plek waar ik vriendschappen onderhoud en mensen ontmoet, waar ik onder het genot van een rood wijntje van gedachten wissel en iedere week wel weer wat leer. De creativiteit van de vrijwilligers inspireert en blijft uitdagen. Gek genoeg ben ik nog altijd een beetje zenuwachtig voor ik Trutwaarts ga, voel ik die gezonde spanning van anticipatie. Wat gaat er deze week gebeuren? Wie zullen er zijn? Wat hebben ze nu weer bedacht? Waar worden we vandaag toe verleid?

Met heel mijn hart hou ik van De Trut!

[Deze tekst werd voorgelezen op zaterdag 12 december 2015 binnen aflevering 29 van het radioprogramma Kulti Kulti (in een special gewijd aan De Trut)]

trutje 30