“Zo, meneer Weijers.. Trekt u uw shirt maar even uit.”
Ten overstaan van de thoraxchirurg en een wat verveeld ogende stagiaire ontbloot ik mijn bovenlijf, en hou daarbij gelijk mijn buik en adem in. Met het wegfrommelen van het kledingstuk is echter mijn schroom amper geweken.
Ik ben geboren met pectus excavatum, ofwel een trechterborst, en ben speciaal naar het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen gekomen om er naar te laten kijken.
Gekleed is er weinig van te zien. Als ik mijn schouders naar achter trek, mijn rug recht houd en buikspieren aanspan, ziet mijn torso er redelijk normaal uit. Verslapt mijn aandacht en verlies ik mijn shirt, dan is er een vuistbrede deuk zichtbaar, een kuil in het midden van mijn ribbenkast, waar je met gemak een goed glas wijn in leeg kunt gieten.
Nadat mijn laatste vriendje het had uitgemaakt, grapte ik nog wel eens naar mensen die vroegen naar de oorsprong van mijn afwijkende borst, dat het kwam doordat mijn ex mijn hart had gestolen, gebroken en nooit meer teruggeven. Het was een welkome afleidingsmanoeuvre, want het effect dat de aanblik van mijn borst doorgaans heeft, is moeilijk te negeren. De vraag “Wat heb jij daar nou?” is nog prettig neutraal. De pesterijen van klasgenoten op de middelbare school en de halsstarrige houding van de gymleraar – die me dwong “gewoon” mee te douchen – waren dat niet. Ooit zei een vriend van me in alle eerlijkheid dat als hij had gehad wat ik had, hij het allang had laten opereren. Sommige noemden me mismaakt, misvormd. In de loop der jaren ben ik ook gewend geraakt aan de dwalende blik naar gestage afkeuring en van plotseling afknappen. Dat iemand je lichaam wellustig begint te scannen met zijn ogen, maar dan snel wegkijkt. Alsof hij je met zijn ogen het liefste weer zou willen aankleden.
De chirurg beschouwt me echter met een totaal andere, meer vorsende blik, vanuit zijn afstandelijke medische mores. Belangrijkste reden voor me om nu een specialist te raadplegen is een serie nieuwe ontwikkelingen. Online heb ik vernomen dat er tegenwoordig veel simpelere en minder ingrijpende methodes voorhanden zijn om een trechterborst te corrigeren. Op YouTube heb ik Amerikaanse jongens gezien, met pectus excavatums milder maar ook dieper dan bij mij, die enorm fysiek en geestelijk opknapten na het ondergaan van de nieuwe operatie. Het was ontroerend te zien hoe deze jongens groeiden in zelfvertrouwen. Zou het er voor mij ook in zitten?
De chirurg beklopt en bevoelt me met koude, wat schrale handen, gebiedt me te hoesten, en geeft me dan snel zijn advies. Mijn ribkraakbeen blijkt inmiddels te hard om nog genoeg mee te kunnen geven. Ik blijk inmiddels ronduit te oud voor zo’n nieuwe ingreep met Nuss-bar!
Beduusd verlaat ik de cardiologie-poli. Het schrapzetten voor een mogelijk pijnlijke periode blijkt vergeefs geweest. Waar ik had verwacht opgelucht te zijn, blijk ik teleurgesteld. Ik besef dat ik inmiddels zo oud ben dat ik steeds meer boten begin te missen. Het ziekenhuis waar ik nota bene ooit geboren ben, kon me toen, toen ik een puber was, en nu niet helpen. Ik moet de draad weer oppakken en ermee leren leven, ermee doorleven, zoals ik nou eenmaal ben.
Een week later wacht me toch nog een verrassing. Gelukkig blijkt mijn hart in orde. Gelukkig zijn mijn longen, waar ik me toch zorgen over maakte, gezond. In feite heb ik zelfs de longen van een twintigjarige. Dat dan weer wel.
[Deze column werd 16 februari jl. live voorgelezen voor MVS Radio, in het programma Lollipop binnen de rubriek “Moedig voorwaarts!”]
