Georgios Kyriacos Panayiotou, naam van de Griekse popgod beter bekend als George Michael (1963-2016). Over hem is er onlangs een nieuwe biografie verschenen, geschreven door James Gavin, met als ondertitel “A Life”. Deze laat zich door mij lezen als een onthutsende tragedie, een ontluisterend verhaal van iemand die worstelt met een veelkoppig monster van beroemdheid, liefde en verslaving. Daarbij roept het ook herinneringen op aan mijn eigen jeugd en ontwikkeling.
Ik kijk Whams videoclip van Club Tropicana uit 1983 terug. Het was toen snoepgoed voor mijn 6-jarige oren en ogen, prettige niks-aan-de-hand-muziek met de jonge Andrew Ridgeley en George Michael, die in schoonheid en zelfverzekerdheid aan elkaar gewaagd leken. De biografie nuanceert dit beeld, en vertelt wat er aan vooraf ging: Georges lage zelfbeeld als dikkige jongen met bril, zijn schuldgevoel om, in de ogen van zijn conservatieve vader, niet stoer en mannelijk genoeg te zijn, en zijn ietwat verbeten revanche als aanstormend popster.
Een spoor van misverstanden, over wat George naar de buitenwereld projecteert tegenover hoe hij zich werkelijk voelt, zet vanaf dat moment in. Achter de luchtige zorgeloosheid schuilt een control freak, die zich met ieder detail van elke productie bemoeit. Het macho imago wat hij zich in 1987 als solo-artiest aanmeet met stoppels, leren jas en veel vrouwelijk schoon, is een rookgordijn voor zijn homoseksualiteit. De toppen van zijn roem blijken gepaard te gaan met even zo diepe dalen van eenzaamheid.
Als hij dan de liefde van zijn leven vindt in de Braziliaanse Anselmo Fellepa, slaat het geluk om in tegenslag, als zijn geliefde aids blijkt te hebben en daaraan spoedig zal komen te overlijden. In 1993 zingt hij een virtuoze versie van Queens Somebody To Love, op een benefiet ter nagedachtenis van zanger Freddie Mercury. Terwijl hij voor een internationaal publiek de sterren van de hemel zingt met een wanhoopskreet om liefde, houdt hij zijn eigen liefde en pijn nog steeds verborgen.
Zijn uiteindelijke coming-out houdt het midden tussen onbewuste zelfsabotage en bevrijding, als hij in 1998 wordt betrapt in een openbaar toilet terwijl hij seksuele toenadering zoekt tot een politie-agent. Ik herinner me nog hoe ik, 22 jaar inmiddels, en 1 jaar uit de kast, opkijk van dit met veel sensatie gebrachte nieuws. In de media, waaronder bij Oprah, gaat hij door het stof en betreurt zijn keuzes. Voor de goede verstaander maakt hij tussen de regels door echter gehakt van de heteronormatieve en seksnegatieve afkeuring, en met opvallend veel zelfspot!
Verlies en rouw duiken steeds vaker op. Na de dood van zijn geliefde overlijdt ook zijn moeder, en George poogt de leegte op te vullen door te drinken, zijn platenmaatschappij aan te klagen, zo’n 20 joints per dag te roken, anonieme seks te zoeken, en later door GHB en crack te gebruiken. Het lijkt er helaas op dat hij zijn verdriet nooit écht heeft kunnen verwerken..
In 2011 belandt hij in een coma als gevolg van een longontsteking, en overleeft het, wonder boven wonder. De dankbaarheid nog in leven te zijn, verflauwt echter al gauw. De tracheotomie heeft daarbij zijn stem aangetast: zijn gouden klank is brons geworden, van honing in stroop. Zijn vocalen zullen nooit meer anders klinken dan gesmoord in vocoder en autotune. Voor iemand die zo zelfkritisch is, moet dit heel pijnlijk zijn geweest om onder ogen te zien.
Zijn plotselinge dood op Eerste Kerstdag 2016 op 53-jarige leeftijd, voelt als een stomp in de maag en de song Last Christmas zal altijd een wrange bijklank houden.
Zijn levensverhaal geeft een belangrijk tijdsbeeld van hoe het was om als homo op te groeien in het Engeland en de popcultuur van toen. Zijn humor en gulheid zullen niemand ontgaan zijn. Zijn prachtige muziek en warme stem zijn voor eeuwig!
[Deze tekst is ook te beluisteren binnen aflevering 113 van Kulti Kulti, uitgezonden: zaterdag 11 februari 2023]
