Domweg ongelukkig slenter ik door de Dapperstraat. Het is grijs, kil en nat, en ik ben wanhopig, daas van de duisternis, snakkend naar een dosis onversneden daglicht. Met mijn plu struin ik langs de verregende kramen, en vang alleen mondjesmaat wat indirect licht op.
Bijna ieder jaar sluipt ‘ie erin, de winterdepressie, en iedere keer ben ik weer onaangenaam verrast als ik toe moet geven dat het me weer niet gelukt is om ‘em buiten te houden. Dat ik er kennelijk weer te veel op los heb geleefd. Dat ik me heb laten verleiden om mijn nachten te vullen met tv-series, wijn en internet. Dat ik te makkelijk ben blijven hangen bij vrienden, de kroeg, en soms ook de nachtsauna. Te veel doorwaakte nachten hebben gaten geslagen in mijn dagen, in mijn licht. En plots blijk ik futloos en ronduit bedlegerig.
Toen de tekenen daar waren, besloot ik dit jaar, het over een andere boeg te gooien. Geen pillen, geen therapie, maar het zo fel begeerde licht in huis halen. Na een paar weken dralen ging ik overstag en bestelde bij een internetwinkel een heuse daglichtlamp. Twee dagen later zou hij geleverd worden, dus nog maar twee dagen afzien. Of drie, vier, vijf..
Smachtend wachtte ik op de bezorger, die tussen negen en vijf aan kon komen. Ondertussen dorst ik amper de deur uit, bang als ik was de bestelling mis te lopen. Vier emails, drie zenuwslopende telefoongesprekken, en twee weken later, had ik nog steeds niks! Eén keer heb ik zelfs iemand binnengelaten in het trappenhuis die daar niks te zoeken had, omdat ik zo graag wilde geloven dat hij de bezorger zou zijn. Ja, hij leek een beetje op Aladdin, maar een wonderlamp, ho maar.
Wat nu te doen? Dit uitblijven van verlichting lijkt wel òplichting. Daarom dus maar de bestelling afgezegd, en de straat op, nu er nog een zweem van licht te vangen valt. Tenzij de wereld natuurlijk vergaat binnen een week — waar ik me ook wel wat bij voor kan stellen — gaan de dagen gelukkig gauw weer lengen.
Sommige tv-series weten je intenser en dieper te raken dan menige avondvullende speelfilm. Toen ik voor het eerst “Breaking Bad” (AMC, 2008) zag, wist ik dat ik er veel meer van moest zien. Vanaf de pilot-aflevering was ik hopeloos verslaafd.
Het uitgangspunt alleen al is verrassend. Walter White, scheikundeleraar van middelbare leeftijd, blijkt kanker in een vergevorderd stadium te hebben, en besluit, om zijn gezin niet berooid achter te laten, de hard drug crystal meth te gaan produceren, met alle gevolgen en complicaties van dien.. Kom daar nog maar eens om bij een Hollywoodproductie! Waarschijnlijk had daarbij het script cruciale aanpassingen moeten ondergaan; had het hoofdpersonage jonger en gezonder moeten zijn, en een minder heftige bijverdienste moeten vinden, dan wel zich bezig houden met een softere drug.
“Breaking Bad” doet geen concessies aan wat op het eerste gezicht lijkt te scoren. Het gaat ook verder dan de strijd tussen goed en slecht. Het laat zien hoe morele uitersten met elkaar verweven zijn, en hoe ze in elkaar kunnen verkeren. Walter White leren we kennen als een wat sullige man met een vlassig snorretje, die hard werkt voor zijn gezin, maar sociaal vaak het onderspit delft. Zijn ziekte maakt echter dat hij wakker wordt en dingen onderneemt die hij eerder niet dorst. Zijn hervonden moed maakt hem tot een held, hoe twijfelachtig ook de vorm waarin deze gestalte krijgt.
Walter blijkt geniaal op meerdere fronten. Zijn kennis van chemie stelt hem in staat crystal meth te maken van fenomenale kwaliteit: zeer puur, kristalhelder en felblauw van kleur. Zijn strategisch inzicht levert onverwachte deals en ontsnappingen op. Als kijker is het een genot te zien hoe gewiekst en snel hij menig hachelijke situatie naar zijn hand weet te zetten, hoe hij huurmoordenaars en sadistische dealers te slim af is met zijn technisch en psychologisch vernuft. Toch verwordt Walt langzaam maar zeker van loyale vader met speciale talenten en een dubieuze manier om geld bij te verdienen tot een harde, onverschrokken crimineel. In zijn confrontaties met andere taaie mannen in de branche, zien we hem veranderen van geschrokken, walgend van grof geweld, tot zeer wel in staat te doen wat hem te doen staat in overtreffende trap. In gradaties verliest Walt zijn onschuld, en de hele serie doet daar, seizoenen lang, verslag van, de kijker als getuige daarin meeslepend.
Het knappe van “Breaking Bad” is dat er niet één punt aan valt te wijzen waar het echt fout gaat met Walt, waar hij de grens overgaat van beminnelijke held op sokken naar koelbloedige manipulator en egomaniak. De charme en weerzin die Walter, middels het briljante acteerspel van Bryan Cranston, weet op te wekken, lopen niet per se synchroon met wat de kijker zelf als goed of slecht zou bestempelen. Plotwendingen, scherpe dialogen, shots, speciale effecten, montage en muziekkeuze dragen allemaal bij aan de zinsbegoocheling. In feite transformeert de protagonist zich hier naadloos in de antagonist. De kijker laveert tussen de rol van toeschouwer, omstander en medeplichtige. “Breaking Bad” is daarmee een gruwelijk prachtig geconstrueerd ongeluk, een onttakeling waar je met verbijsterd ontzag bij staat te kijken, en ondanks je schaamte, toch geen seconde van wilt missen..
Soms hoor je dingen, waarvan je bij beluistering amper kunt geloven dat je ze nooit eerder gehoord hebt. Zo kwam me laatst het album “Queen of Denmark” (2010) van John Grant ter ore, en ik kreeg spontaan een déjà entendu. Of wacht.. Gedeeltelijk had ik de muziek wel degelijk eerder gehoord, als soundtrack op de achtergrond en ter afsluiting van de film “Weekend”, maar had er niet echt bij stilgestaan.
De herkenning ging echter veel verder dan het bewust horen van wat eerder onbewust was. John Grant schrijft en zingt immers vanuit het beproefde idioom van de beste singer-songwriters uit de jaren zeventig. Akkoorden, effecten en arrangementen roepen een sfeer op die doet denken aan Supertramp, Harry Nilsson, The Carpenters en Elton John. Persoonlijk vind ik dat heerlijk. Tegelijk doen sommige nummers denken aan recentere pophits. Zo kun je de melodie van “Take Your Mama Out” van Scissor Sisters over “Chicken Bones” heenleggen, en klinkt het titelnummer alsof het over zou kunnen vloeien in “Somewhere Only We Know” van Keane. Het totaal is echter zo overweldigend en puur dat ik het met geen mogelijkheid plagiaat zou durven noemen. De basale structuur van John Grants nummers komt misschien overeen met die van andere songs, maar zijn stem en teksten getuigen van bijzondere eigenheid en vaak pijnlijke eerlijkheid.
“Queen of Denmark” is het eerste solo-album van John Grant — eerder zanger van The Czars — en vertelt het verhaal van zijn persoonlijke strijd, met verlangens, homoseksualiteit, vooroordelen en diepe twijfel. Zijn tedere bariton mag dan soms klinken als karamel, hij verklankt daarmee wel zijn bitterste persoonlijke waarheid. In “JC Hates Faggots” is zijn stem omgeven door warme retro synths en een flanger, maar de tekst is die van de kortzichtige en haatdragende opvoeding die hij heeft meegekregen, en deze gaat, aanvankelijk goedbedoeld, van couplet tot couplet, van kwaad tot erger. In “Silver Platter Club” bezingt hij de jongen die het allemaal niet meezit, die nooit kan voldoen aan de verwachtingen van anderen. Een lied van een verliezer tegen wil en dank, met een luchtig en kwiek pianootje ondersteund – dat dan weer wel. “Marz” is zo zoet dat het pijn doet. De tekst bestaat voor een groot deel uit smaakjes (“bittersweet strawberry marshmallow butterscotch…”) en belichaamt daarmee een ideaal, een idylle, een zeer levendig voor te stellen, maar uiteindelijk onbereikbare droom. “It’s Easier” is geruststellend van melodie, prettig en verzachtend van klank, maar juist zo snerpend hard in wat het wil zeggen. In rechttoe rechtaan Nederlands: “Het is makkelijker voor me te geloven dat je tegen me liegt, als je zegt dat je van me houdt, of zegt dat je me nodig hebt. Ja, het is makkelijker voor me om weg te lopen en verder te gaan met mijn leven, als ik geloof dat je me bedriegt, als ik geloof dat je me op een dag in de steek zult laten..”
Deze CD van John Grant raakt op zo vele fronten.. Als ik beken dat ik me herken, is dat nog zacht uitgedrukt.. Waarom hoor ik het eigenlijk nu pas?
Voor mij is post van mijn uitkeringsinstantie (Dienst Werk en Inkomen) waarschijnlijk vergelijkbaar met de blauwe enveloppe op de deurmat van de gemiddelde werkende Nederlander. Je schrikt, je wilt er eigenlijk niet aan, maar je scheurt het dan toch maar open, omdat je potentieel slecht nieuws maar beter meteen onder ogen kan zien.
Laatst werd ik middels zo’n brief uitgenodigd aan te schuiven bij een rechtmatigheidsonderzoek. Wablief? De telefoniste wist me ook niet meer te vertellen dan dat het een onderzoek zou zijn naar de rechtmatigheid van mijn uitkering. Het waarom en hoezo zou ik vanzelf wel gaan merken. Mijn dag was daarmee verpest. Beduusd stond ik met de geopende enveloppe in mijn hand, terwijl de angst me bekroop. Zou de bron van mijn levensonderhoud me ontnomen worden? Zou het tapijt onder mijn voeten worden weggetrokken? Oud zeer, vaak veroorzaakt door misverstand of slordigheid, doemde weer op. Hoe serieus waren de dreigementen in deze brief? Wat was wettig, wat was formaliteit, wat was bluf?
Bij het onderzoek werd me aangewreven dat ik eerder spaartegoed verzuimd had op te geven. Een rechercheur met een doordringende blik, psoriasis en een tatoeage op zijn arm, onderwierp me aan een strenge ondervraging over mijn financiële wel en wee van de laatste jaren. Ik moest qua inkomsten en uitgaven met de billen bloot en me verantwoorden voor zaken die terug gingen tot 2006.Waar waren mijn bankafschriften vanaf die tijd? Waarom had ik die niet weten op te hoesten? Een kopie van een brief van zes jaar geleden werd me onder de neus gedrukt met de vraag of ik die herkende. En passant werd een maximum genoemd in die brief, en ik werd geacht dit te weten. Tegelijk was de brief geruststellend van aard geweest. Eigenlijk zei de brief juist dat er op dat moment financieel niks aan de hand was!
Ik voelde me als een misdadiger die in de val gelokt werd. Dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid vanuit de DWI werd optimaal benut om me klem te zetten, en weggewuifd als ik ze wees op hoe ze zelf mogelijk niet helemaal duidelijk waren geweest. Er werd officieel een verklaring opgesteld en uitgeprint, maar een conclusie of uitkomst werd mij zwart op wit onthouden.
Hoogtepunt was toen ik onthulde dat ik een voicerecorder mee had lopen. Waarom zou ik hen immers vertrouwen als ze mij met zoveel argwaan benaderden? Het was dom van mij om dat te bekennen. De rechercheur zei me niet gediend te zijn van dat soort “trucjes”, en verzocht me de opnamen meteen stop te zetten en te wissen. Ik probeerde me toen rustig en dienstbaar op te stellen, maar mijn hand trilde en ik was volledig in een toestand van vechten-of-vluchten beland.
Uiteindelijk bleek er geen reden om me te korten of te beboeten. Toch voelde ik me schuldig. Schuldig dat ik wat geld had kunnen sparen toen ik depressief was en een relatief erg lage huur en vaste lasten had. Schuldig dat ik het geld toen niet had laten rollen. Schuldig bovenal dat ik al zo lang mijn hand heb moeten ophouden..
Niet lang daarna lag ik ziek in bed en omgaf me met literatuur, muziek en tv-series, om niet te veel te voelen van de boze werelden buiten en binnen. Toen stuitte ik op het woordje “petulant”. Wat betekende dat ook al weer? Ik draaide me op mijn zij en greep naar het forse Engels/Nederlandse woordenboek van Van Dale. Pff.. Juist. Petulant: prikkelbaar, humeurig, gemelijk, nukkig, kregelig. Toen ik het boek weg wilde leggen, dwarrelde er warempel een blauw briefje uit. Het bleek een originele ijsvogel te zijn die daar voorbij vloog, een vergeten, in onbruik geraakt biljet van tien gulden, de opvolger van het joetje (met Frans Hals) en de voorganger van het veel saaiere eurotientje! Prachtig om terug te zien, met dat gedicht van Arie van den Berg, die felle kleuren en afbeelding van die vogel die inmiddels helaas in Nederland steeds schaarser aan het worden is. Waar had ik dit aan verdiend? Hopelijk laat de DWI dit oude geld met rust.. Most peculiar, this pecunia!
Mijn zanglerares onderbreekt me tijdens het zingen van ‘Without You’ in de stijl van Harry Nilsson.
“Zing door in die rechte lijn. Je gaat geen trap op, maar je loopt bij wijze van spreken straal vooruit.”
Ik waag een nieuwe poging, maar mijn stem breekt op het punt waar ‘ie zo vaak breekt: op de derde regel van het eerste refrein, bij het aanhouden van die vermaledijde gis.
Even vervloek ik dit lied, en meteen daarmee ook mijn ambitie dit per se te willen zingen in de oorspronkelijke toonsoort. Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Leg ik de lat niet onbereikbaar hoog? Het is toch zeker geen polsstokhoogspringen?
Mijn zanglerares blijft kalm en verandert van strategie. Ze laat me een diagram zien met een dwarsdoorsnede van keel, stembanden en strottenhoofd en tekent er drie rode pijltjes bij.
“Daar zit de klank. Daar moet het heen. Dat is de mlijmer.”
Tja, interessant, maar hoe pas ik deze kennis praktisch toe? Hoe weet ik zeker dat de klank die ik voortbreng ook via die ‘mlijmer’ gaat? Kan ik die mlijmer eigenlijk wel van binnenuit voelen?
“Het is geen gebied of ding. De mlijmer is.. Wacht!”, en mijn zanglerares gaat achter me staan.
“Zing het nu nog eens.”
Lichtelijk vertwijfeld zet ik weer in. Ter correctie tikt de zanglerares me voorzichtig aan, op verschillende plekken, mijn rug, schouder, hoofd.
“Denk aan die mlijmer!”
En plotseling snap ik precies wat ze bedoelt! Ik hoor mezelf het hele refrein zingen zoals ik het nog nooit zong: zuiver, moeiteloos, vloeiend! De mlijmer blijkt de sleutel te zijn waar ik al die tijd naar op zoek was. Hoe heb ik al die tijd zo geblokkeerd kunnen zijn? Hoe natuurlijk is het om op deze manier te zingen?
Dan word ik wakker, nog steeds vervuld van dankbaarheid en de roes iets zeer belangrijks geleerd te hebben. Zo snel ik kan, krabbel ik mijn bevindingen op een los papiertje dat naast mijn kussen ligt. Fantastisch. Dit pakt niemand me meer af..
Een paar uur later echter is het nieuwe inzicht vervlogen, en rest mij slechts het snippertje papier met dat onbegrijpelijke woord erop gekalkt..
Onlangs was hij in Nederland ter promotie van zijn nieuwe album “Out of the Game”: Rufus Wainwright. Na het wat dreinende gelamenteer van zijn vorige plaat, is hij nu op de proppen gekomen met een beduidend toegankelijkere verzameling songs, die laat zien dat hij nog lang niet “buitenspel” staat als zanger en componist. Een verademing..
Out of the Game Meteen wordt de toon gezet. Het warme geluid van producer Mark Ronson voert je mee naar de seventies. Hoewel het qua thema en melodie veel wegheeft van “Oh What a World” (het openingsnummer van “Want One”) mist het de bombastische barok. Geen bolero als finale deze keer, maar bitterzoete rock.
Jericho Met “Jericho” komt er soul bij. Prachtige backing vocals en blazers ondersteunen dit licht meewarige nummer, over het tegen beter weten in hopen dat iemand verandert.
Rashida Doet denken aan Queen met een extra saxofoon, en slepender gezongen. Eindigt met een langgerekte gil.
Barbara “If you’re running from your doorstep / And you don’t know where to go to / Drinking rosé in the rain / Or listening to the same song over and over again..” Filmische teksten omgeven door een dromerige en troostrijke sfeer.
Welcome to the Ball Laat het bal aanvangen! Feestelijk nummer met een live edge en uitgebreide blazerssectie.
Montauk Teer liedje geschreven voor Rufus’ jonge dochter, waarin hij zich voorstelt hoe het zal zijn als ze op haar eigen benen zal gaan staan. Hoe kijkt ze dan tegen haar beide vaders aan? Zijdelings refereert Rufus hierbij ook aan zijn overleden moeder, die haar kleindochter nooit heeft kunnen zien, maar wel “wacht, ergens in de oceaan”.
Bitter Tears Aanstekelijke retro synthpop die zich in je vasthaakt, en dat is zeker geen straf. “Oh, I’m just discussing with the morning, it’s gonna be alright..”
Respectable Dive Lonely cowboy song, met ukelele, over spijt en het worstelen met wat geweest is of wat had kunnen zijn.
Perfect Man Eén van de hoogtepunten. Wat begint als bedrieglijk simpele funk, ontpopt zich tot een complexe zwierige melodie. Als de zon die door de wolken breekt.
Sometimes You Need Een ballad met Sean Lennon op akoestische gitaar. Bemoedigend en delicaat.
Song of You Deze torch song in driekwartsmaat grijpt terug op wat zo kenmerkend is voor Rufus: zijn lang aangehouden sonore stemgeluid. Zo walst en schuifelt hij met zijn luisteraars naar de finale.
Candles Het album eindigt met een lied ter ere van Rufus’ moeder, Kate McGarrigle. “It’s always just that little bit more / That doesn’t get you what you’re looking for / But gets you where you need to go / But the churches have run out of candles..” Ingetogen, zonder dramatische poeha, maar met subtiele versterking van accordeon en later een doedelzak, is het een gepast en intiem besluit van het album.
Ik had me nog zo voorgenomen me niks voor te nemen, begin dit jaar, maar ik kon het uiteindelijk niet laten. Al die mooie plannen.. Nu moet ik het bezuren, en met het schaamrood op de kaken bekennen dat ik eigenlijk de intentie had dit jaar meer columns te schrijven.. Waarvan akte.
Eigenlijk is de lente een veel geschikter seizoen om met van alles en nog wat van wal te steken. Temperatuur en vooral ook het daglicht nemen gestaag toe en drijven het winterse getob naar de achtergrond. Een nieuwe lente gaat ook vaak gepaard met een nieuw geluid, en wat mij betreft is dat deze keer MDNA, de nieuwe CD van Madonna. Oh, lente.. weg met dat lange haar en die zware soldatenkistjes. Sinds kort flaneer ik met een nieuwe coupe en wat lichtere tred door de straten, met de klanken van Madonna als metgezel. Hier mijn bevindingen, track na track:
Girl Gone Wild De tweede single, met spectaculaire video, opent het album, en borduurt voort op de vibe van ‘Celebration’. Beats van Benny Benassi ondersteunen de vele stilistische en tekstuele verwijzingen naar eerder werk. Een niet bijster origineel begin, maar wel vrolijk en eclectisch.
Gang Bang Na het luchtige begin is het meteen gedaan met de frivoliteit. Op een zware baslijn treedt Madonna een sfeer binnen die nog het meest wegheeft van een Tarantino-film. Over het geluid van pistoolschoten bezingt ze het genot van wraak nemen: “Drive bitch! And while you’re at it, DIE, bitch!” Deze track, waar ook Mika aan meeschreef, is simpel van opbouw, maar zeer effectief.
I’m Addicted Terug naar de dansvloer, wordt er een weefsel gesponnen van synths, vocalen en gelaagde effecten. Het nummer gaat over de vervoering van verslaving, de euforie van escapisme, en klinkt zinderend en bedwelmend.
Turn Up the Radio Misschien iets te expliciet bedoeld als liedje dat fijn wegdraait op de radio, maar tegelijk zeer welkom. Dit is een hart onder de riem, een oppepper, een sprankje hoop. Voor mij persoonlijk geen overbodige luxe..
Give Me All Your Luvin’ Huppelkutjes a gogo! Madonnafans zijn ernstig verdeeld over deze eerste single. Hoewel ik blij ben dat niet het hele album in deze cheerleaderige stijl is, misstaat het niet in het geheel.
Some Girls Pittig nummer, old school William Orbit, zoals we het kennen van Ray of Light. Vondsten: backing vocals die “wet dream, wet dream” fluisteren en de catchphrase “too much is never enough”.
Superstar Ooit bezong Madonna haar dochter Lourdes in ‘Little Star’, en hier vinden we de tegenhanger, een ode aan haar zoon Rocco, met een stoerdere beat, rockgitaren en verwijzingen naar filmhelden. Zonder dat het klef of gênant wordt, horen we vooral een trotse moeder.
I Don’t Give A Deze song gaat over de strubbelingen van een gescheiden moeder met een drukke baan. Ze heeft veel aan haar hoofd, doet soms wel tien dingen tegelijk, en als iemand daar een probleem mee heeft, heeft ze daar schijt aan! De woede en irritatie verklankt ze doeltreffend in een gejaagd staccato en een bitse rap.
I’m a Sinner In de warmte van de meanderende gitaren van William Orbit, is dit een zorgeloze lofzang op de zonde. “I’m a sinner, and I like it that way” is de prikkelende boodschap. De extase waarin ze een rij heiligen aanhaalt maakt de paradox compleet.
Love Spent Men neme een banjo, een uptempo dance beat en een gevoelig thema, en men verkrijge ‘Love Spent’. De muziek maakt verteerbaar wat anders larmoyant zou zijn geweest: spijt en verdriet over de rol die geld in een liefdesrelatie kan spelen.
Masterpiece Bekroond met een Golden Globe, deze eerste ballad sinds jaren, van de soundtrack van de film W.E. “Nothing’s indestructable”, zingt Madonna, in de geest van “alles van waarde is weerloos”, en ze klinkt waarlijk kwetsbaar.
Falling Free Zoals het album Ray of Light begon, eindigt MDNA: met verstilde introspectie, een ballad over het loskomen van een ideaal. In dit geval is het het afscheid van een relatie, maar de tekst overstijgt het particuliere en raakt aan het universele: “Deep and pure our hearts align, and then I’m free, I’m free of mine. I let loose the need to know. Then we’re both free, free to go..”
Knipper knipper. Daar glipt het rode achterlichtje in de haast uit mijn hand bij het veranderen van de stand. Blup blup. Daar dobbert het op de gracht, ver van mij en mijn fiets vandaan. Als ik wegrijd knippert het nog steeds…
Drup drup. Daar biggelt een paar minuten later een traan over mijn wang, en spat uiteen op de bel. Waarom? Het zal toch niet het verdriet om het verlies van het lampje zijn?
Is het dan soms mijn contactlens die tegenstribbelt? Is het het vocht van de hydraterende crème dat opspeelt? Is het een gevolg van die zure koffiemelk van de kerstbrunch? Van het nuttigen dan wel de herinnering eraan? Of is het iets heel anders? Is het de napret van dat feest dat niet fijner scheen te kunnen worden? Een oprisping van de kater en stilte erna? Het zal toch niet komen door die Grote Liefdesbreuk? Ik zal toch niet heimelijk meehuilen met het volk dat onlangs zijn Leider verloor? Huil ik soms om iets wat amper valt te bevatten? Is het de spijt van onvervulde verlangens en gefnuikte dadendrang? De angst voor wat komt, in het nieuwe jaar?
Het schijnt dat hoe ouder een mens wordt, hoe sneller en makkelijker de ogen gaan tranen…
Ooit werd ze door Ebony gezien als één van de invloedrijkste zwarte Amerikanen, een belofte voor het nieuwe millennium. Ooit prijkten haar zelfhulpboeken op bestsellerlijsten. Ooit bood Oprah Winfrey haar zelfs wekelijks het podium van haar eigen show. Zo glorieus als ze echter was verschenen, was ze later ineens geruisloos verdwenen: Iyanla Vanzant.
Van begin 1998 tot september 1999 was ze twintig keer bij Oprah te gast en sprak daar over spiritualiteit, liefde en relaties. Ze liet zich daarmee kennen als een krachtige en assertieve vrouw, die veel ellende mee had gemaakt, maar daar triomferend uit was herrezen. Met haar kortgeknipte haar en excentrieke kleding was ze opgevallen, en vanaf het eerste moment dat ze haar mond roerde, was er een onmiskenbaar authentieke stijl geweest. Haar humor, vriendelijk plagend en soms behoorlijk confronterend, paarde ze aan tientallen aforismen, of Iyanlaisms, die ze ter plekke uit haar mouw leek te schudden: “You don’t have to be SOS: stuck on stupid”, “When you don’t have a test, you won’t have a testimony” en “When you see crazy coming, cross the street”. In gesprek met het publiek was ze ad rem en doortastend. Geen smoes, uitvlucht of leugen ging aan haar voorbij. Al moest ze iemand de mond snoeren, ze zou tot de kern van een kwestie doordringen. Als diegene dan overmand werd door emoties, wist ze dit ook te hanteren. “Let’s breathe together”, opperde ze dan, waarna ze de hele zaal mobiliseerde, en al snel iedereen met één handpalm op het voorhoofd en één op het achterhoofd wist aan te sporen dieper te gaan ademen vanuit empathie.
Ook ik was onder de indruk van deze hogepriesteres van liefde en heilzame relaties. Haar boek In the Meantime: Finding Yourself and the Love You Really Want verzachtte niet alleen mijn toenmalige liefdesverdriet, maar reikte me ook het idee aan voor mijn afstudeerproject. In 2002 werd ik MA in de Engelse letterkunde met een scriptie waarin ik de resonantie aantoonde die ik ervoer tussen Iyanla Vanzants zelfhulpboek en Zora Neale Hurstons Their Eyes Were Watching God, een klassieke Afrikaans-Amerikaanse roman uit 1937. De parallellen troffen me. Niet alleen de stijl en het taalgebruik, maar ook de levenswijsheid en de spirituele filosofie kwamen op vele punten overeen. Iyanla Vanzant zelf voelde zich daarbij ook vereerd met mijn onderzoek en bleek bereid een aantal prangende vragen te beantwoorden via email.
Tegen de tijd dat mijn studie eindigde, was het al beduidend stiller geworden rond haar. Ze had Oprah plotseling verlaten, had even een eigen show gehad, die echter was geflopt. Hoe het precies zat, werd me toen niet duidelijk. Ze publiceerde op een gegeven moment nog wel een nieuw boek, maar ook dit leek niet echt aan te slaan. Ondertussen zakte ikzelf steeds verder weg. De after-diploma-dip bleek uit te monden in een serieuze depressie. Ik herinner me nog dat ik Iyanla’s laatste boek beteuterd naast me neerlegde en me afvroeg wat er nu aan schortte.. Het leek alsof ze het vuur kwijt was. Of was ik inmiddels zo murw dat ik dat al niet meer kon voelen? Jarenlang bleef ik nog haar meditatie-teksten herlezen, maar ook dit verzandde. De dagelijkse devoties maakten plaats voor DSM-IV, en de spirituele principes als surrender en faith legden het af tegen fluvoxaminemaleaat en andere narigheid in doordrukstrip..
Gasten die in dezelfde periode als Iyanla bij Oprah waren aangeschoven, en haar show waren blijven frequenteren, zoals Dr. Phil en Dr. Oz, kregen hun eigen shows in de afgelopen jaren. Rond Iyanla bleef het, na haar abrupte vertrek, echter doodstil, tot ze onlangs haar rentree maakte in.. ja, toch weer The Oprah Winfrey Show! Na elf jaar van zwijgen, zat ze daar ineens weer, en werd daarmee de enige gast waar twee hele afleveringen van Oprahs afscheidsseizoen aan werden gewijd! Wat was er in de tussentijd gebeurd?
Onthutst zat ik achter mijn computer te kijken naar de uitzendingen met mijn voormalige inspiratiebron. Hadden Oprah en Iyanla ruzie gehad? Moest er iets goedgemaakt worden? Het werden cruciale televisie-momenten, wat mij betreft, want hier zaten immers twee zwarte vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd tegenover elkaar, met allebei een baaierd aan wijsheid, maar ook een joekel van een ego. Beide vrouwen vielen ook tijdens hun hernieuwde ontmoeting op flagrante wijze uit hun rol. Iyanla, toonbeeld van zelfhulp en bekrachtiging, die anderen altijd zo goed wakker kon schudden en aansporen tot meer zelfwaardering, smeekte nu Oprah om vergiffenis, en liet woorden uit haar mond komen die in totale tegenspraak waren met alles waar ze als leraar voor had gestaan. Woorden van diepe minderwaardigheid, zwakte en slachtofferschap, jengelend naar Oprah, hengelend naar bevestiging. Kon ze dieper door het stof? Ze bleek daarbij niet alleen het tv-contract te hebben verspeeld, maar ook haar huwelijk, haar huis, haar boekdeal, haar miljoenen, en haar dochter, die aan kanker was overleden.. Ontluisterende beelden daarna toonden haar in haar achtertuin, waggelend met een sjofel hoedje op. Arme Iyanla..
Oprah, op haar beurt, leek in de discussie soms niet door te hebben dat de camera draaide, want ook zij openbaarde zichzelf op een bijzondere manier. Haar lichaamstaal was al wat afwerend in het begin, maar toen Iyanla haar dingen probeerde aan te wrijven, schoot ze uit haar slof: “Nee-nee-nee-nee-nee, dit accepteer ik niet! Wat dacht je dan?! Wat dacht je dat het betekende toen ik je op het podium liet, en zelf in de zaal ging zitten?”
Beetje bij beetje viel het drama voor me op zijn plaats. De breuk tussen Oprah en Iyanla bleek het gevolg van een verschil van mening over de te varen koers te zijn geweest. Iyanla had vooruit gewild met een eigen show, terwijl Oprah de tijd daar nog niet rijp voor achtte. Ook was er een botsing geweest van persoonlijkheden en vroegere kwetsuren. Waar Iyanla haar onzekerheid en minderwaardigheid had overschreeuwd met bravoure en een dwingend verzoek, had Oprah als tegenreactie haar kalm aangehoord, om later alle contact zonder genade te verbreken. Ze had, indachtig haar vroegere valkuil het iedereen naar de zin te willen maken, het tegenovergestelde gedaan, en had zichzelf van haar meest zakelijke en onverbiddelijke kant laten zien: “If you don’t want me, I’m not going to let myself want you!”
Inmiddels is The Oprah Winfrey Show niet meer en is Oprah druk doende met het opstarten van haar eigen televisie-netwerk, OWN. Een nieuwe cirkel kwam rond toen ik onlangs via Facebook een van haar webclasses bekeek. Oprah was wat onwennig, in een bescheiden decortje, in een andere hoedanigheid, maar nog steeds diezelfde hardop zoekende vrouw, die het belangrijk vindt om het te hebben over liefde, geluk en vervulling. Naast haar zat.. IYANLA, en ze gaf op haar geheel eigen wijze spiritueel inzicht, nu aan mensen thuis via twitter en Skype. Ze was op dreef, en kon tussen alle zware gesprekken door ook weer ouderwets plezier hebben met een metalen ijsschep, waar ze ineens denkbeeldige bolletjes mee ging schrapen. Sprankelend, schalks en scherpzinnig, zo kende ik haar weer! Oprah gaf haar de gelegenheid te zeggen wat ze wilde, maar schroomde niet om ook kritische vragen te stellen. Het kwam me nabijer en intiemer voor dan ooit via de tv. Met het rondkomen van de cirkel kwam ook een persoonlijk Aha-moment: Ik besefte dat deze twee vrouwen, allebei enorm gedreven en wijs, nog steeds niet helemaal volmaakt zijn — misschien soms zelfs verre daarvan.. Wat valt er als mens dan verder te delen dan volmaakte onvolmaaktheid? Waarom zou ik voor mezelf volmaaktheid blijven eisen?