Een goede buur mag beter zijn dan een verre vriend, maar hoe goed moet die buur eigenlijk zijn als je in een stad als Amsterdam woont?
Nee, we hoeven niet per se inzage of inmenging in al het naburige wel en wee. Nee, we zijn gehecht aan onze privacy en gaan vooral het liefst onze eigen weg. Doe ik het mijne in mijn huisje, doe jij het jouwe, en als we dat elkaar gunnen, en een beetje rekening met elkaar houden, is ieders woongenot optimaal. Toch?
Dat het gruwelijk uit de klauwen kan lopen, is genoegzaam bekend. Je zult toch maar een buurman hebben die vanachter zijn muur ’s ochtends scheldkanonnades naar je afvuurt, zo veelvuldig en hardnekkig dat je een musical zou kunnen maken op basis van zijn teksten.. Je zult toch maar iemand boven je hebben wonen met een bezwaard gemoed, een dunne plankenvloer en een lekkend chemisch toilet – waardoor je als onderbuur echt ònder komt te zitten..
Je kunt pech hebben, maar het ook veroorzaken, en soms niet eens bewust. Eén van mijn grootste angsten is mijn buren tot last te zijn zonder dat zelf te beseffen. Want hoe ver reiken mijn zangoefeningen? Hoe charmant is dat dichtslaan van de voordeur om vijf uur ’s nachts, als ik net thuis kom? Maak ik me heimelijk schuldig aan burengerucht?
Sinds bijna een jaar woon ik nu in een sociale huurwoning, die moeilijk in te schatten is wat mogelijke overlast. Het is een oud huis, maar gerenoveerd, en voorzien van geluiddempende maatregelen. Daarbij blijft de vloer van hout toch van hout, tot in zijn diepste vezel, hoeveel tussenlagen en ondervloeren er ook mogen zijn. Op basis van de onopzettelijke “contactgeluiden” die van mijn bovenbuurman doorsijpelen, lijkt het me daarom wel zo verstandig hier geen al te wilde hobby’s te gaan ontplooien, zoals touwtjespringen of tapdansen (daarvoor zijn er immers betonnen bunkers, dansscholen en bossen)..
Mijn ijkpunt is: wat mijn buren me zelf, vanuit hun subjectieve ervaring – hopelijk niet gespeend van enige redelijkheid – toevertrouwen.
Lange tijd tastte ik wat dit betreft in het duister. Mijn onderburen waren me namelijk een raadsel.. De bejaarde moeder duwde me en passant een paar keer haar mobiele telefoon in handen, met de vraag deze te activeren. Ze wist klaarblijkelijk de correcte toegangscode, maar ontbeerde de kennis om de “Enter”-knop te vinden. Haar zoon, een niet onknappe jongeman met weelderige dreadlocks, zat vaak ’s nachts vanachter het gordijn te loeren op.. tja, vrouwelijk schoon? Ik heb veel glimpen van zijn halfnaakte lichaam vanachter dat gordijn mogen opvangen, maar een simpel “hallo” kon er nooit van af, ook niet bij een toevallige ontmoeting op straat. Waarom niet? Moeder en zoon zijn inmiddels met stille trom vertrokken. Misschien tè stil? Ik blijf me dingen afvragen.. Had ik meer moeite moeten doen? Had ik een betere buur voor hun kunnen zijn door me minder ruchtbaar te maken? Of juist véél meer? Wanneer ben je te opdringerig en wanneer te afzijdig?
Sinds kort heb ik een nieuwe onderbuurvrouw. Toen ze haar nieuwe woning liet zien aan haar dochters, dribbelde ik haastig langs, op weg naar de supermarkt. De dochters hadden glaasjes rosé in de hand, en één voegde me fijntjes toe dat ik er uit zag als iemand die zeker vaak ’s avonds “rock-muziek” zou draaien.. Nou ja! Ik?! En toch stemt het me hoopvol. Ik weet immers wat ik kan verwachten, want er is onderlinge communicatie, en dat is een voordeel.
(Rock-muziek.. Misschien toch maar naar de kapper?)
