Een nieuwe jas uitzoeken is nou echt zo’n karwei waar ik voor in de stemming moet zijn. Het is als inspiratie: grillig en vluchtig. Zo vormt zich een visioen van de ideale jas, zo ontglipt je dat weer door het overweldigende aanbod. “Jasje, can you hear me?” Mantel der liefde, waar zijt gij? Bedek mij.
Onlangs wist ik mijn verlammende besluiteloosheid te doorbreken door de weg van de serendipiteit te bewandelen. Door niet gericht te zoeken, maar open te staan voor wat er toevallig op mijn pad zou komen, hoopte ik iets te vinden wat in schoonheid, pasvorm en prijs mijn bewuste wensen zou overtreffen. Hoe terloopser, hoe beter.
Na enkele omzwervingen kwam ik terecht in een winkel van Gideon Italiaander, een keten die grossiert in letterlijk van alles en nog wat. “We weten zelf ook niet wat we allemaal verkopen”, had de dienstdoende kassamedewerker me ooit al droogjes toegevoegd. Inboedels, zowel van failliete winkels als privé, uit alle denkbare branches zijn er te vinden. Van zeep tot fietsen, van serviesgoed tot dus soms ook jassen.
Tot mijn blijdschap werd mijn oog toegetrokken naar een blauw jasje, waarvan de stof me toeglom te midden van beduidend mattere en saaiere exemplaren. En die kleur.. was dat pruisisch blauw? Nee, het was een gul en diep korenbloemblauw. De snit was ruim, en uitstraling netjes, maar gelukkig niet te formeel. Hebbes! Zonder nog te denken kocht ik vervolgens deze jas voor een spotprijsje.
Ik was in mijn nopjes toen de enige echte Maxime Duvall mijn nieuwe aanwinst omschreef als “discojasje”. Ik vond ook dat ik geboft had met de stof, die sterk, enigszins waterafstotend, doch ademend was, en geschikt voor zowel lente als herfst. Het bleek ook perfect om te dragen naar de garderobeloze homo- en lesbodisco De Trut. Door de opvallende kleur was de jas makkelijk te herkennen als de mijne, waarmee dronken vergissingen van andere gasten makkelijker waren te voorkomen.
Het enige minder flitsende aspect, dat ik aanvankelijk over het hoofd had gezien, school in de enorme zakken aan de zijkant, maar ik dacht nog: beter te grote zakken, dan géén zakken..
Er was echter meer aan de hand. Dit ging me langzaam dagen toen ik weer eens in een winkel werd aangeklampt door een haastige klant, of op straat aangesproken werd door een passant. Zo oogstte ik ineens wel erg veel vragen over betaald parkeren. In de supermarkt op de hoek werd me gevraagd waar de lege batterijen ingeleverd konden worden. In de drogisterij kreeg ik een ietwat bits “Waar staat de shampoo?”
Toppunt was wel toen een meisje van een jaar of 7 me verlegen en met betraande ogen aansprak in een warenhuis. Ze biechtte op dat ze met een pop in de winkel had gespeeld, en dat die per ongeluk kapot was gegaan..
Inmiddels verbazen me dergelijke verzoeken niet meer, maar amuseren ze me des te meer. Och, die schaamtevolle blikken als ik onthul geen winkelbediende te zijn! Ach, die nonchalante en stompzinnige vooroordelen op basis van uiterlijkheden. Als kleding de man maakt, wat maakt mij dit dan? Zoals mijn jasje waait, zo waait de wind in de hoofden van de anderen..
Ja, ik besef nu dat mijn jasje klaarblijkelijk onder de categorie “werkkleding” valt. Het voelt daarom des te spannender, en ook eervoller, om het expres, en in mijn vrije tijd, te blijven dragen!
[Deze tekst werd zaterdag 12 oktober 2019 voorgelezen in het kader van de rubriek “Moedig Voorwaarts” in het radioprogramma Kulti Kulti. Beluister het HIER in aflevering 75!]